Het leuke is dat deze kerken bijna altijd open zijn. Zo bezocht ik een kerkje in het dorpje Sandfirden. Een dorpje is het eigenlijk niet eens, meer een stipje op de landkaart.

Het kerkje is van binnen nog mooier dan van buiten. Alles is piekfijn onderhouden en in de zomer wordt het gebouwtje zelfs nog gebruikt voor kerkdiensten. Rondom het kerkje ligt het kerkhof. Ook deze is nog volop in gebruik, te zien aan de jaartallen op de stenen. Op het hofje resideert zelfs een kip.

Wat deze hier deed weet ik niet, maar het onderstreepte wel het idyllische karakter van het dorpje. Toen ik weer uit het dorpje vertrok vroeg ik me wel iets af: waarom zijn er zoveel kerken niet open? Het is natuurlijk logisch dat mensen graag in dit kerkje komen. Het stamt ten slotte uit 1732. Niet alle kerken kennen die eeuwenoude schoonheid.

Toch hebben alle kerken één ding hetzelfde. Het zijn allemaal huizen van God. In het huis van God moet iedereen welkom zijn. Je zult misschien vragen: het gebouw zelf is toch niet heilig? Wat moet je er doordeweeks doen? Ik geef toe dat het materiaal van de kerk niet heilig is. Toch geeft het geen fijn gevoel als je voor een kerkdeur staat de op slot is.

Daar komt bij: in alle kerken kun je onder de indruk zijn van het interieur. Alle dingen in het interieur wijzen namelijk op één ding: het Woord van God op de preekstoel. Die zichtbare boodschap mag ook doordeweeks toch best verkondigd worden, al is het aan een argeloze voorbijganger?