‘Het is zó warm’, zegt het meisje plotseling op jammerende toon. ‘Ik wil dat het weer gaat regenen, dan komt de regenboog.’ En dan opeens, veel vrolijker: ‘Mag ik jou vertellen waar de regenboog vandaan komt?’

‘Ja hoor. Ik ben benieuwd!’

Ze vertelt me het verhaal van Noach en ik doe alsof ik het  nog nooit heb gehoord. ‘Dus daarom maakte God speciaal voor ons de regenboog’, besluit ze haar verhaal. ‘Maar ik moet nu weer naar huis.’ Ze gaat op haar tenen staan en drukt duizend kusjes op mijn wangen.

De folders rollen uit mijn armen op de straat. ‘Dag mevrouw!’, roept ze terwijl ze weer weghuppelt. Ik zwaai haar na en buk me dan om mijn folders op te rapen.

Ik verbaas me nog steeds over de vrijmoedigheid van het meisje. Ze heeft me iets geleerd. Ik moet leren te worden als een kind. Voor het eerst in mijn leven dank ik God ’s avonds om mijn bijbaantje.