Het heeft tot bijna een jaar geleden geduurd, dat ik voor het eerst kennismaakte met een echte Staphorster. Het was een gewone vrouw met een gewone baan en een gewoon leven. En ze had –uiteraard– geen klederdracht aan. Van die tradities en gewoonten merkte je niets. Van de godsdienstigheid wel, maar dat was positief. Maar was zij met haar Rotterdamse achtergrond een goede vertegenwoordiger van haar dorp?
Kort daarna kwam ik Staphorster Jan met de hoed tegen. Getooid in een grote cowboyhoed schopte hij tegen de Staphorster godsdienstigheid en grapte over de Staphorster gemeenschap. Dat was op zijn minst verademend te noemen, hij was duidelijk geen Doorsneestaphorster. Maar ook hij had een andere achtergrond.
Deze zomer kwam ik in contact met vier jongens uit Staphorst. Zij hebben sommige van mijn vooroordelen bevestigd, maar de meeste definitief van tafel geveegd. Ik heb zelfs een lichte sympathie voor deze gemeenschap weten te ontwikkelen. Kan ik nu eindelijk zeggen dat ik met geboren Staphorsters heb gesproken? Nee, deze Staphorster knapen kwamen oorspronkelijk uit Rotterdam, Friesland en zelfs één uit Colombia.