We doen zo zacht mogelijk, want gisteren is een Deens echtpaar gearriveerd dat in de kamer naast ons slaapt. Voor de laatste keer trekken we de deur achter ons dicht.

Grote steden slapen nooit. Het is er weliswaar niet zo druk als overdag, maar nog steeds is er behoorlijk veel verkeer op de weg. Bij het busstation staat de bus al klaar, we laten onze kaartjes zien en zoeken een plek.

In het donker rijden we naar Girona. Het door de douane gaan kost weer geen enkele moeite. Het begint al warm te worden als we naar het vliegtuig wandelen. Dat zullen we wel missen thuis. Tijdens de vlucht komt de zon op. Veel te snel landen we in Bremen. De sneeuw is grotendeels verdwenen. Maar het is nog flink koud. De shuttlebus brengt ons naar het parkeerterrein. Dat is nu sneeuwvrij, maar staat vol met modderkuilen. Mijn auto staat op vier parkeerplekken. „Sie parken wie ein Weibâ€. (U parkeert als een vrouw), grijnst de chauffeur. Ik leg uit dat er sneeuw lag toen ik hier kwam.

De man lacht en vertelt meteen de grap die iedere Duitser over Nederlanders vertelt en die ik dus al honderd keer heb gehoord. Wat krijgt elke Nederlander als hij voor de tiende keer voor zijn rijexamen gezakt is? Antwoord: een geel nummerbord. Ik doe of ik de mop nog niet ken, denk even na en zeg: „Ein weiBes Nummerschild?†(Een wit nummerbord). Maar dat vindt hij niet leuk. We loodsen onze auto door de bulten en kuilen naar de weg en beginnen aan de terugweg. Barcelona was geweldig. Nu het verhaal nog.

Heel erg vlotten wil het nog niet. Op het moment dat ik dit schrijf ben ik er nog steeds niet helemaal uit. Maar als het je 47 keer gelukt is om een boek te schrijven dan zal het de 48e keer ook wel lukken.

tekst Bert Wiersema