Mijn moeder reageert zoals elke moeder zou reageren. “Je hebt haar nog niet ontmoet. Misschien is ze wel heel aardig.”, zegt ze. Ik reageer zoals elke dochter te vaak doet. Ik luister al niet meer.

Het meisje op de foto zal vast aardig zijn hoor, daar niet van. Maar gewoon. Een tikje saai. Saaie mensen zijn nooit echt mijn type. Ze lijkt een beetje stug. Ik mag dat nooit zo. Haar kleren zien er nogal stijf uit. En ik houd niet zo van stijf. Ik negeer het stemmetje in mijn hoofd dat zegt dat ik me eerder in mensen vergist heb.

“Hoi, ik ben Noah”, zeg ik en ik geef het meisje van de foto een hand. Lachend noemt ze haar naam. Ze is spontaan. Van spontane mensen word ik altijd vrolijk. Ik neem haar snel even op. Ze heeft een niet-alledaags jurkje aan. Ik houd van mensen met een unieke stijl. Ik moet lachen om de opmerking die ze maakt. Ze heeft humor. Dat mag ik wel. Langzamerhand begin ik mij te schamen. Had mijn moeder dan toch gelijk?

Als ik thuiskom laat ik vol enthousiasme de selfie zien die ik die dag gemaakt heb. “Echt een super leuke meid”, klinkt mijn commentaar op het meisje naast me. “Is dat niet diegene die jij zo raar vond?”, vraagt mijn moeder met een veelbetekenende glimlach op haar gezicht. Ik knik. Even weet ik niets meer te zeggen. Eén ding houd ik mezelf voor: “Die fout maak ik echt niet nog een keer.”