Ik bleef daar slapen en omdat die vriend de volgende dag al vroeg weg was, had ik ’s ochtends het rijk alleen. Bij mijn vertrek bleek de buitendeur op slot te zitten. Na een speurtocht door het appartement bleek er geen enkele sleutel meer te zijn. Toen bekroop mij de ongemakkelijke gedachte dat ik straks bij de voordeur van de buren moest gaan roepen om de gezamenlijke voordeursleutel te vragen.
Na een korte tekstvoorbereiding begon ik in het voorportaal woorden als ‘hallo’, ‘sleutel’ en ‘deur’ te roepen. Extremere woorden als ‘help’, ‘opgesloten’ en ‘politie’ probeerde ik te vermeiden, want zo angstig was ik nu ook weer niet. Geen gehoor. Ondertussen stond de zon al hoog aan de hemel en even dacht ik aan een zweterig bakje filet américain. Graag had ik mijn benauwde, aircoloze autootje ingeruild voor deze onbedoelde gevangenschap.
In de keukenla vond ik een gebaksvorkje, waarmee ik de sloten van het slaapkamerraam open probeerde te schroeven. Als dat lukte, kon ik via dat raam en het platte dak in de voortuin komen. Juist toen ik lol begon te krijgen in deze ontsnappingspoging, hoorde ik geluid in het voorportaal. De buurvrouw bevrijdde mij. Een halfuurtje later stond ik als een bakje filet américain op de ring van Utrecht in de file.