“Zo”, zegt de oude Inert, “het is toch verschrikkelijk hoor, met die bootvluchtelingen die maar verdrinken daar voor de Libische kust”. De anderen knikken instemmend. Een Inert met een baard schraapt zijn keel en vraagt: “Kennen jullie dat citaat van moeder Theresa over het sterven van een kind?”. Nee, dat citaat kennen de andere Inerten niet, ze kennen overigens wel andere, maar daar gaat het nu niet over. De Inert met de baard vervolgt: “De ergste armoede is te besluiten een kind maar te laten sterven zodat jij kunt leven zoals je wilt, dat zei ze”. De andere Inerten knikken wederom instemmend en zeggen elk op hun eigen manier dat het citaat diep is en dat het droevig gesteld is met deze wereld. 


Weer een andere Inert stopt zijn pijp en merkt ondertussen op dat er toch ook meer over te zeggen is: “Die Europeanen kunnen ook maar niet zomaar alle bootvluchtelingen opnemen; straks wonen er meer bootvluchtelingen dan Europeanen in Europa”. “Nee, dat kan niet” beaamt de ander, “maar erg is het wel natuurlijk. En het is toch ook je christenplicht om ze te helpen?”.

De vierde Inert, heeft niet het verlangen het verlossende woord te spreken en doet dan ook niet: “Tja, zo is het leven na de zondeval, broeders. Ook zo lastig dat de bijbel, niets zegt over bootvluchtelingen”. De andere Inerten zwijgen weer even, eentje steekt zijn pijp aan en daarna kabbelt het gesprek nog heel lang door.

Te lang? Wie weet.