De dichter van dit werkje is Francois Villon en hij schijnt het daadwerkelijk in een dodencel te hebben gedicht. Hij zat daar omdat de Parijse autoriteiten het na zijn zoveelste diefstal wel welletjes vonden: Villon moest dood.
Villon is overigens niet daadwerkelijk opgehangen. Op de een of andere manier kreeg hij gratie en wist hij daarna zijn geld te verdienen met dichten. Met name de hertog Karel van Orléans was een fan van hem. Dat is ook de reden dat we dit (vertaalde) gedicht nog van hem hebben.
De toon die in deze ballade wordt aangeslagen komt ons denk ik nogal rauw op ons dak. De dood is op aarde het einde, het point of no return. Daar komt nog bij dat bij het spreken over de dood onze gedachten automatisch gaan naar diegenen van wie we zelf afscheid moesten nemen. Velen zullen Villons gedicht daarom een beetje onsmakelijk vinden.
Toch is de lijn van Villons gedicht niet per se onchristelijk: “Dood, waar is uw prikkel? Hel waar is uw overwinning?” (1 Kor. 15:55). En voor wie de ballade der gehangenen toch wat over the top vindt, is de ballade der gezaligden misschien een alternatief:
Ik ben een mens, wiens naam zo bond is,
en ondanks dat het ongegrond is,
hoort bij mijn lijk, dat in de grond is,
een ziel, die een eeuwigheid gezond is.