Toen mijn vriendin me belde, informeerde ze hoe laat ik thuis zou zijn. „Ik ben wat later, want ik kom net uit de gevangenis.” Nog net zag ik een man opkijken om na een enkel oogcontact weer snel achter z’n krant weg te duiken. Had ik iets verkeerds gezegd?

„Ja, zaterdag moet ik inderdaad weer terug”, vervolgde ik mijn gesprek, doelend op het dagdeel waarop kinderen hun gedetineerde vader mochten zien. En waarbij ik ook aanwezig zou zijn. Ik zag nu meer mensen opkijken.

Opeens landde het kwartje: mijn medepassagiers zouden me toch niet voor een crimineel aanzien? Het idee alleen al riep een kinderlijke ondeugendheid in me op. „Ik hou het verder kort, ik moet nog veel regelen in mijn korte verlof. Ja, ja onbegeleid, heerlijk joh, zo in m’n eentje in de trein.” Nu wist ik het zeker, diverse mensen gaapten me aan. Ik was opeens een wereldwonder.

Op dit moment heb ik écht verlof. Van mijn werk dan. Wachtend op het wonder van nieuw leven. Tegelijk vind ik het tijd voor een nieuwe frisse wind. Na tweeënhalf jaar deze rubriek mede gevuld te mogen hebben, zwaai ik af. Dank voor het lezen van de columns, evenzoveel dank voor de reacties die er soms op volgden. En vooral dank aan al die jongeren die zich kwetsbaar opstelden en van wie ik een deel van hun leven mocht delen met de lezer. Het gaat jullie goed. A Dieu!

Reageren op deze column of meer lezen van Petra?
>>puntuit.nl/petra