Een riem, schoenen, mobieltje en sleutels. Zonder piepen passeerde ik het detectiepoortje. Aan de andere kant kreeg ik mijn persoonlijk eigendommen in een bakje weer toegeschoven. Snel scharrelde ik alles bij elkaar en ging vervolgens diverse deuren door die achter mij hermetisch werden gesloten. Te laat merkte ik dat ik mijn horloge niet uit het bakje had gevist.
Na een geanimeerd gesprek met mijn boef rondde ik af en drukte op de rode bel, het sein waarop de bewaker ons uit ons gesprekskamertje bevrijdde.
Weer klikten diverse deuren achter mij in het slot, voordat ik bij de receptie belandde.
Mijn horloge lag niet bij de receptie. Maar dat heb ik in het bakje laten liggen, stamelde ik. Even fronste de portier zijn wenkbrauwen. Na mijn binnenkomst had een zakenman zich bij de receptie als bezoeker gemeld. Hij kreeg het bakje met mijn horloge voorgeschoven om zijn eigendommen in te doen. De portier had wat bevreemd naar het damesexemplaar gekeken. Dat is ook van mij, had de zakenman overtuigd gezegd, waarna het even later in zijn zak verdween.
Maar, zo verzekerde de portier, de bezoeker is nog niet weg. In de bezoekersruimte moest de man zijn zakken legen. Toen kwam mijn horloge tevoorschijn. Op heterdaad betrapt.