Verkiezingen, coalitievorming en daarna een buitengewoon ingewikkelde rijksbegroting. Wat het land nodig heeft, zijn leiders met prudentia, iustitia, fortitudo en temperantia.

Het gaat hier om vier kardinale deugden uit de klassieke oudheid: wijsheid, rechtvaardigheid, moed en gematigdheid. Als ”kardinale deugden” werden ze geïntroduceerd door bisschop Ambrosius van Milaan. Deze kerkleider mag het voorbeeld heten van hoe een leider in moeilijke tijden behoort te zijn.

Ambrosius was gouverneur, niet eens gedoopt, maar werd door het volk van Milaan tot bisschop gekozen vanwege zijn wijze en gematigde optreden in een conflict tussen arianen en aanhangers van Athanasius. Als bisschop toonde hij rechtvaardigheid en moed door duidelijk partij te kiezen voor het kerkelijk belijden van Christus als Gods eeuwige Zoon. Hij zette de arianen de voet dwars.

Opnieuw toonde Ambrosius moed en rechtvaardigheid toen hij de grillige keizer Theodosius de toegang tot het heilig avondmaal ontzegde. De keizer had zich in Thessalonica in blinde woede gewroken voor een opstand van het volk. In weerwil van eerdere beloften richtte hij zonder vorm van proces een bloedbad aan. Dat kon Ambrosius niet accepteren.

Ook Nederland is gebaat bij een leider met principes, die zegt waar het op staat en niet bang is –hoewel met wijsheid en gematigdheid– noodzakelijke veranderingen door te voeren. Een type-Ambrosius dus. Maar laten we niet vergeten dat Ambrosius naast de al genoemde vier kardinale deugden er nóg drie onderscheidde: geloof, hoop en liefde.