„Jawel, wij hebben ook een begrotings­tekort.”

„Wat is dat, papa?”

„Dat betekent dat de regering in een jaar meer geld uitgeeft dan er binnenkomt.”

„Dan gaan wíj dus failliet!”

„Nee hoor, dat doen we al ongeveer dertig jaar zo. Zolang de economie maar groeit, is dat geen probleem.”

„Maar ze moeten dat geld toch wel terugbetalen?”

„Dat gebeurt ook. Dat doet de regering ieder jaar. Daar lenen ze dan weer opnieuw voor, en wat er dan meer wordt geleend dan afgelost, dat noemen ze een financierings­tekort. Ze zorgen dat dat niet te groot wordt.”

„Ik vind dat raar, papa. U zou dat nooit doen, hè?”

„Nou ja...”

„U hebt toch geen schulden?”

„Alleen ons huis.”

„Hoe betaalt u dat dan?”

„Daar betaal ik iedere maand rente voor, wijsneus. En als het goed gaat met de economie, gaat de schuld vanzelf omlaag.”

„Wáááát? Maar het gáát toch helemaal niet...”

„Ja, ga nou maar voetballen! Jij bent nog veel te klein om dat te begrijpen.”