Stel, je hebt een conflict met je kerkenraad. Die verbiedt je op straffe van tucht samen te komen in een gebedsgroep. Dan ga je toch niet bij de rechter uitzoeken of hun bevoegdheid wel zover strekt? Nee, zegt Paulus, leg dan nog liever je onderlinge geschil voor aan Jan met de Pet van het achterste bankje. Houd je liever aan wat Jantje ervan vindt dan ruziënd naar de ongelovigen te gaan.

Daarom zou berichtgeving over christenen voor de rechter toch onbegrijpelijk moeten zijn. Of krantenkoppen als: ”Ontslagen predikant naar de rechter”, en ”Rechter: predikant moet uit pastorie”. Het gebeurt dus gewoon. Kennelijk is het: „Waarom lijdt gij niet liever ongelijk of schade”, uit 1 Korinthe 6 niet het sterkst ontwikkelde punt van onze christelijke identiteit.

We weten precies waar we voor of tegen zijn. Zelfs als de Bijbel er niet letterlijk over spreekt, zijn onze exegesen soms in beton gegoten. Internationaal hoor! In Latijns-Amerika kun je als christen beslist niet dansen, roken of drinken... en ook niet op badslippers naar de kerk komen. Maar is er onenigheid, dan zijn er honderd-en-een excuses (zelf Bijbelse) om toch je gelijk te halen.

Of je nu in Nederland woont of waar ook: de minste willen zijn, de ander uitnemender achter, ongelijk durven lijden – het zijn toch de krachtigste oefeningen van het ware geloof.