Gelijk heeft hij, al rent hij de 100 meter maar 3,5 seconde sneller dan ik. Daarmee is hij op de sprint echter wel de snelste mens. En Peter van Olst een heel gewoon mannetje met –gelukkig– gezonde spieren.

Bolt is binnen. Met zijn gouden plakken van Londen en het eremetaal dat hij eerder ophaalde in Berlijn en Peking kan de Jamaicaan rustig rentenieren. Ik daarentegen krijg een nette vergoeding, maar zal nog jaren moeten werken om aan de verplichtingen van mijzelf en mijn gezin te kunnen voldoen.

Wat kampioen Usain Bolt goed heeft begrepen, is dat wanneer je echt iets wilt bereiken je er volledig voor moet gaan. Van jongs af is heel zijn patroon van leven, eten en bewegen afgestemd op de paar momenten per jaar dat hij er moet staan. In minder dan tien seconden moet het gebeuren. In minder dan twintig op de 200 meter.

Wauw, denk ik als ik zulke cijfertjes op me in laat werken. Een leven voor 3,5 seconde! Ik heb er bewonde­ring voor. Toch dringt tegelijk de ongemakkelijke vraag zich op of 3,5 seconde een mensenleven waard is.

Met dezelfde gemengde gevoelens keek eens een apostel naar de atleten van zijn tijd. Volgelingen van Christus kunnen een voorbeeld nemen aan hun inzet, vond hij. Maar laten ze dan wel volledig gaan voor dat veel belangrijker parcours: de geestelijke renbaan, die eindigt in eeuwige winst of verlies.