In het laatste kamp zitten de pelagianen, die beweren dat de mens in staat is niet te zondigen. Maar ook anderen leggen vermogens in de mens: de kracht om het goede te willen, het vermogen om met de genade mee te werken, de keuze om te geloven, ofwel de in de prediking algemeen geschonken genade om Christus als Verlosser aan te nemen.
Dit kamp is uiteraard zeer divers en dus niet over één kam te scheren. Dat hoef je niet te ontkennen. Maar wat het gemeen heeft, is ook niet weinig. Het vermogen om tot de zaligheid te komen, is aan meerderen gegeven, maar alléén wie werkt of gelooft of wil of aanneemt wordt daadwerkelijk verzoend. Is het moeilijk te zien dat dan de menselijke stap uiteindelijk allesbepalend is?
We hoeven de spanning echt niet altijd verder op te voeren dan de calvinistische Whitefield, die zijn arminiaanse broeder Wesley uitnemender achtte dan zichzelf. Maar zouden de organisatoren van kritisch getoonzette jongerenavonden vanuit dit stuk geschiedenis toch niet een klein beetje oppassen in hun aanmerkingen op de gevestigde kerk? Met lijdelijkheid komen we er niet, maar met activisme evenmin.
En weet je? Uiteindelijk worden alle uitverkorenen zalig! Dwars door de dwaasheid van lijdelijkheid én van activisme. Echt waar.