Onlangs betrapte ik mezelf erop dat ik als zendingswerker hetzelfde deed. Het was een zondag met fikse regen. De kerk zat maar halfvol. Relatief veel jongeren hadden de modder getrotseerd. Ik sprak hen aan. Naar aanleiding van zondag 14, ”Christus de Middelaar”. Waarom zo velen indruksloos doorwandelen op de weg van het verderf!
Ik hoorde het mezelf zeggen en vroeg me af waarom. Zijn er dan in de zendingsgemeente geen jongeren van wie je hoop mag hebben dat de Heere met hen bezig is, die wél indrukken hebben en wél de Heere zoeken? O zeker! Ik denk aan een huisbezoek van pas geleden. Wat een bemoediging om een jonge jongen uit de sloppenwijk zó te horen spreken over Gods genade in Christus.
Mezelf analyserend, wist ik: ik zette hen erbuiten uit liefde en zorg; om hen aan te sporen. En toch... moet ik dat gevoel van vroeger niet vergeten. Er is een verschil tussen iemand de handen opleggen en je hoorders hoop bieden. Dat laatste moet altijd gebeuren, las ik bij een predikant die niet van zware preken hield. Ook voor jongeren dus. Hoop dat God ook onder hen Zijn kinderen heeft.
Reageren op deze column en meer lezen van Peter? >>puntuit.nl/peter