Daar ik hoef ik me eigenlijk helemaal niet voor te schamen, want mijn moeder komt de benaming ”deugdelijke huisvrouw” wel toe. Haar Veluwse bloed heeft ze mee; ze is schoon. Naast de voorjaarsschoonmaak begint ze elk seizoen met het uitboenen van de keukenkastjes. Als moeder of schoonmoeder langskomt, worden vanzelfsprekend de ramen gelapt, maar ook aan de deuren wordt niet voorbijgegaan en de muren krijgen een beurt met de stofdoek. Dinsdag is wasdag en zaterdag, als het hele gezin gebadderd heeft, wordt het sanitair gedaan. Haar huiselijke deugden zijn niet in een column te vangen.

Echter, eigenlijk zou bovenstaande alinea in de verleden tijd geschreven moeten zijn. Moeder heeft namelijk een nieuwe hobby. Waar eerst het huishouden prioriteit had, verdrijven een quiltcursus en bijbehorend huiswerk het schoonmaakwerk meer en meer. Waar de stofdoeken verdwijnen, komen veelkleurige quiltstoffen tevoorschijn. De donderdagochtend is niet langer bestemd voor huishoudelijke zaken, maar die brengt ze met een gezellige club dames door in het atelier.

Ach, ze gebruikt dan geen wol en vlas, ze werkt in elk geval met „lust harer handen” (Spr. 31:13). Bovendien zou ik op deze manier ook wel een deugdelijke huisvrouw willen zijn.