Calvijn vond muziek erg belangrijk. Hij wist uit eigen ervaring „dat zingen een grote kracht en macht heeft om het hart van de mensen te ontroeren en in gloed te zetten om God aan te roepen en te loven met een zeer hevig en vurig verlangen.” De uitvoering van psalmen en gezangen was ritmisch en men zong de psalmen volgens een halfjaarrooster; in één dienst zong men gerust 20 coupletten. Aangezien een dienst in die tijd ongeveer een uur duurde en er in dat uur ook gebeden en gepreekt werd, moet het tempo hoger zijn geweest dan in onze kerken meestal gebruikelijk is.

Grote verschillen met de huidige kerkzang, mijns inziens. Misschien kunnen de kerkzangers van de 21e eeuw er iets van leren. Laten ons oog en onze mond altijd gericht zijn op het doel: „God aan te roepen en te loven.” En dan mag het best een toontje lager.