Echter, bij de politieke redactie brak een tumult los. Ze ruzieden over wie welk examen wanneer en waarom kreeg. Uiteindelijk begrepen zij dat ze woorden in daden moesten omzetten. Heel precies schreven zij hun gedachten op en met veel woorden haalden zij het examen.

„Och”, zuchtten de Natuurredacteuren. Nerveus staarden zij naar het biologie-examen. Pas veel later, toen zij het examen maakten, merkten zij dat ze zonder Bétablokkers maar mét uitgeslapen geest veel beter presteerden.

De Buitenlandredactie moest het examen Nederlands maken. Verbijsterd schreven zij Engels, Duits en Frans door elkaar. „Concentreer je en werk rustig”, zei de hoofdredacteur met afgemeten stem. Versuft keken zij op, en langzaam begrepen zij: a child can do the wash!

„Het enige dat ik weet is dat ik niets weet”, schreef de filosoof van het RD boven zijn examen. De man ging zitten met zijn hand onder zijn kin, en glimlachte als de denker. En misschien was dat wel het verstandigst.

Tenslotte was daar de jongerenredactie. Bleekjes staarden de redacteuren naar het examen. Ze schoten een elastiekje op de lamp en draaiden met hun stoelen. „Ga meteen aan de slag, anders kom je niet klaar” piepte collega Eco Nomie gehaast. En hij berekende hoeveel tijd ze nog hadden per vraag.

En de columniste? Die riep: „Zet ‘m op examenkandidaten!” En toen keek ze naar de enorme berg leerboeken op haar eigen bureau. Ze zuchtte en dacht nog even aan de gekte in de newsroom. Gelukkig maar dat niet elke toets ‘examen’ heet.