Ook de Nederlandse volksaard laat zich kenmerken. In ons geval door drie woorden, een drievoudig motto, zeg maar. Er zijn wel tijden geweest dat ”God, Nederland en Oranje”, of ”vrijheid, gelijkheid en broederschap” daarvoor in aanmerking kwamen, maar dat was vroeger. De laatste tijd komt ”halen, hebben en houden” meer in de buurt, dunkt me.
Want nu we al een paar jaar achter elkaar moeten bezuinigen in verband met de kredietcrisis die we zelf hebben veroorzaakt, komt het –nogal egocentrische– karakter van ons volk steeds meer aan de oppervlakte. Alles wat we de afgelopen jaren hebben binnengehaald proberen we nu koste wat het kost te behouden. Uitkeringen, subsidies, koopkracht en al dat andere wat onze luxe ook maar enigszins garandeert: het is van ons, het blijft van ons, en elke politicus die daar aan probeert te tornen is per definitie landverrader, eurofiel of (in de meeste gevallen) beide.
Waar we nog wel op kunnen bezuinigen zijn de dingen van een ander. Ontwikkelingshulp bijvoorbeeld. Want waar de hoge heren in Den Haag echt wat aan moeten doen, zijn de belachelijke bedragen die tegenwoordig naar die malafide bananenlanden worden weggesluisd. Het is toch te gek voor woorden dat die mensen in de landen achter de armoedegrens over onze rug leven van het geld dat wij over hun rug verdiend hebben?
Misschien moeten we als Nederlanders leren delen. En dan niet alleen de rekening.