Gelukkig maken de meeste jongeren er nu slechts grappen over, maar er komt een tijd dat ze het oneerlijk vinden. Misschien word je zo gefrustreerd dat je gaat protesteren. Maar vergelijk eerst de situatie van veertig jaar geleden eens met die van nu, voor je de straat opgaat. Waarom veertig jaar geleden? Omdat de mensen die nu voor het eerst door moeten werken tot hun 67e, rond 1970 vijftien jaar oud waren. En vanaf die leeftijd word je gerekend tot de beroepsbevolking.
In die tijd was 60 procent van de jongeren aan het werk, tegenover 40 procent nu. Dat is een behoorlijk verschil. Natuurlijk ben je nu verplicht om langer naar school te gaan, maar waarom zou je korter moeten werken als je langer naar school gaat?
Vervolgens is er een aanzienlijk verschil in de arbeidsduur. Destijds werkten mensen ruim 1800 uur per jaar. Nu haalt het gemiddelde contract nog niet eens de 1400 uur. Uiteraard wordt dat veroorzaakt door het toegenomen aantal parttimers. Maar dat neemt niet weg dat je een flink aantal jaren langer moet werken om tot een enigszins eerlijke vergelijking te komen.
Ten slotte is de levensverwachting van mensen in die vier decennia met bijna tien jaar toegenomen. Door welvaart, gezondheid en wellicht het relaxte baantje van dertig uur in de week. Als je gezond en oud bent, is werk een prima dagbesteding.
Samengevat kun je zeggen dat een eerlijke verdeling van het pensioen samen moet hangen met je loopbaan. Een harde werker met zijn handen kan op zijn zestigste aan rust toe zijn. Maar een langstudeerder met een intellectuele kantoorbaan doet er beter aan om zo lang mogelijk door te werken.