In de Bijbel komen we in Genesis 3:21 de eerste kleding tegen. God kleedt Adam en Eva met ”rokken”. Dat moeten we echter niet verwarren met wat wij nu onder een rok verstaan. In de grondtaal staat het Hebreeuwse woord ”kethoneth”. In het Grieks is dat vertaald met ”chiton” en in het Latijn met ”tunica”. En dat laatste woord herkennen we. Bijbelfiguren dragen alle eeuwen door allerlei soorten tunieken: met lange of korte mouwen, mouwloos, tot de enkel, tot de knie, met of zonder gordel, in- of exclusief overjas. Slechts de priester had een onderkleed dat in de buurt komt van onze broek.
In de oudheid werd de broek door de Kelten uitgevonden tegen de kou. En in de oosterse landen maakten ze er een wijde variant op die paardrijden mogelijk maakte. Waarschijnlijk hebben de drie vrienden van Daniël ook zo’n exemplaar gedragen. De Grieken en de Romeinen vonden een broek barbaars. In die tijd droegen alleen soldaten iets dergelijks.
De verheerlijking van de ridders in de middeleeuwen had echter tot gevolg dat alle mannen die soldatenkledij gingen na-apen. Droegen de reformatoren in 1500 nog hun lange toga’s, op de synode van Dordt is de modieuze pofbroek met cape reeds breed doorgedrongen. Na jaren van creatieve en talrijke variaties is één ding zeker: de westerse mannen hebben de broek aan. De enkele ceremoniële toga die is overgebleven, wordt gedragen door geestelijken, professoren of advocaten.
Terug naar de hoofdvraag: dat mannen tegenwoordig broeken dragen heeft dus niet direct een Bijbelse basis, maar blijkt een traditie die is terug te voeren op praktische redenen, imitatie van soldaten en culturele ontwikkelingen. Maar om eerlijk te zijn: mijn man in een tunica, dat lijkt me eigenlijk wel wat! Als het maar netjes staat.
Reageren op deze column of meer lezen van Alice? >>puntuit.nl/alice