Bij mooi weer zaten de bibliotheekmedewerkers vóór openingstijd soms buiten boeken te plastificeren. Ze trokken zich niets aan van de ongeduldige leesfanaten die zich veel te vroeg bij de ingang verzamelden.

Eenmaal binnen bleef ik vaak een poosje hangen bij de inleverbalie, want daar kwamen de populairste boeken langs. Soms lukte het me de medewerkster achter de balie over te halen een zojuist ingenomen boek af te staan vóórdat het volgens de vaste (en véél te omslachtige) procedure zijn weg naar de boekenkast zou maken. Anders was ik genoodzaakt het begeerde boek ergens halverwege die route te onderscheppen.

Onderhandelen met iemand die erin geslaagd was een mooi boek te bemachtigen kon ook: „Heb je hem volgende week woensdag uit? Om halftwee weer hier?” En dan naar huis, de geleende boeken als een veelbelovende buit meetorsend.

Want zonder dat ik het toen besefte, stemde ik in met de woorden van dichteres Ida Gerhardt:

„Dit wordt ons niet ontnomen: lezen

en ademloos het blad omslaan,

ver van de dagelijksheid vandaan.

Die lezen mogen eenzaam wezen.”