Zie ook: Rijkswaterstaat lief voor egels? De egel en het konijnEr gebeuren nare dingen die te wijten zijn aan mensen
Erinaceus europaeus versus Homo automobilicusDoor N. Sterk Veel mannelijke egels overleven de zomer niet. Juist in de zomermaanden worden ze massaal geplet onder autowielen, bijna driemaal zo vaak als vrouwtjes. Andere mannetjes rennen zich letterlijk dood op vrouwenjacht. Zoals Macho II, een erg actieve mannetjesegel ergens in het gebied tussen Elburg en 't Harde. In een julimaand werd hij dood gevonden. Er was niets met hem aan de hand, behalve dat door al dat gehol zijn gewichtsafname extreem was. De egel in kaart gebracht voor Rijkswaterstaat.
Hoe aaibaar is een egel? Bijzonder, al heeft hij rond de 8400 stekels. Een egel kan altijd rekenen op sympathie. Zowel als hij koddig zijn weg zoekt met zijn wankelende gang, als wanneer hij z'n leven verliest en als herkenbaar slachtoffer op het wegdek achterblijft. Het is een wat zeldzaam zoogdier dat soms toch goed zichtbaar is. Z'n enigszins onbeholpen voorkomen doet het goed, ondanks de scherpe pinnen. Ook dood is hij nog heel herkenbaar. Hij is niet erg schrikachtig. Dreigt er echt gevaar dan rolt hij zich stijf op, maar je kunt hem goed bekijken, en soms is hij nieuwsgierig genoeg om naar je toe te komen, zegt ir. Marcel Huijser van de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ). Vanwege zijn vele onderzoek naar de Erinaceus europaeus geldt Huijser onder vakgenoten als mister egel.
Afgelopen vrijdag hield de VZZ een studiedag over egels en infrastructuur in het Utrechtse muziekcentrum Vredenburg. Met 300 mensen was de kleine zaal uitverkocht, het aantal geïnteresseerden overtrof het aantal deelnemers ruim. Mensen van ecologische adviesbureaus, onderzoeksinstellingen, rijkswaterstaters. Want het was tenslotte de Dienst Weg- en Waterbouw (DWW) van Rijkswaterstaat die de VZZ opdracht gaf de relatie tussen egels en infrastructuur te onderzoeken. Op de dag in Utrecht werden de resultaten van 5 jaar 'egelen' gepresenteerd aan en door binnen- en buitenlandse zoogdierdeskundigen. Veel suggesties Huijser tekende samen met een collega-bioloog voor de klus, waarop hij later dit jaar hoopt te promoveren. Hij had beschikking over een aantal studenten die veel veldwerk voor hem deden en over een statisticus die alle onderzoeksresultaten tot handzame cijfers verwerkte. Volgens Huijser was de studie nuttig en nodig omdat er over de egel wel veel theorieën en suggesties bestaan onder andere dat er steeds minder egels voorkomen maar dat die vaak niet voldoende onderbouwd zijn, óf nooit tot concrete maatregelen leid(d)en. Elk jaar worden er in Nederland enkele honderdduizenden egels doodgereden: gemiddeld twee per kilometer weglengte, waarbij 115.000 tot 130.000 kilometer verharde weg wordt bereden door een kleine 7 miljoen voertuigen. Voor de desbetreffende individuen van de Erinaceus europaeus is dat het ingrijpendst, maar intrigerend is vooral dat sommige egels een beduidend grotere kans lopen om te worden doodgereden. Eerder VZZ-onderzoek wees al in die richting. Volwassen en adolescente mannetjes lopen het grootste risico. Een deel van de gedragsstudie van Huijser c.s. werd uitgevoerd in een gebied van 150 hectare tussen Elburg en 't Harde, met daarin een drukke provinciale weg en een zogenaamde verharde laanweg. Het landschap in het gebied bestaat uit kleinschalige graslanden en akkers die worden afgewisseld door houtwallen, houtsingels en kleine stukjes bos. In een periode van 2 jaar werden egels gevangen, gemerkt en gevolgd. Krimpkousjes Gevangen dieren werden op grond van afmeting, gewicht en kleur ingedeeld in twee groepen: juvenielen (jongen in datzelfde jaar geboren, gewicht minder dan 500-600 gram) en (sub)adulten (hebben ten minste één overwintering overleefd). De gevangen egels kregen twee kleine genummerde oormerken en tien van hun stekels kregen een gekleurd plastic krimpkousje: een hol pijpje dat krimpt bij verwarmen. Bij elkaar waren ongeveer 65 egels zo gemerkt. Vijf mannetjes en vijf vrouwtjes kregen een zendertje aangemeten waarmee hun gedragingen in het landschap werden vastgelegd. Daarnaast verzamelde naar aanleiding van oproepen van de VZZ een groot aantal mensen waarnemingen van dode egels. Een arbeidsintensief werkje, omdat 70 procent van de egellijken een dag na de dood van het dier al verdwenen is. Ze worden door kantonniers opgeruimd, door aaseters gegeten of er zijn zo veel auto's overheen gegaan dat er bijna niets meer van restte, zegt Huijser. In totaal werden binnen twintig geselecteerde monitoringroutes met een totale weglengte van 515 kilometer 942 doodgereden egels waargenomen. Langs de route beschreven we de verschillende wegkarakteristieken, het landschapstype en een groot aantal landschapselementen. Dat gebeurde in weglengte-eenheden van 100 meter en een 100 meter brede zone aan weerszijden van een weg. Barrière Het doodrijden van egels komt overal voor, maar de locatie van de slachtoffers is zeker niet willekeurig, ontdekte Huijser. Brede wegen vormen voor de egel een groter obstakel dan smalle, maar er vallen veel minder slachtoffers. Wegverlichting vergroot de barrière voor oversteken van de weg. Op plekken waar groenstroken, bosranden, houtwallen, houtsingels of laanbeplanting in een zone direct langs de weg aanwezig zijn, valt 36 tot 47 procent meer egelslachtoffers dan op plaatsen waar deze stukken groen op ten minste 100 meter van de weg liggen. Op plekken waar lijnvormige landschapselementen zoals bosranden, houtwallen en houtsingels dwars op de weg liggen, vallen vervolgens nog een kwart meer slachtoffers dan waar ze evenwijdig aan een weg liggen. Egels hebben een hekel aan wegen, zo staat vast. Als ze oversteken, doen ze dat vaak snel en loodrecht. Als er een auto nadert, reageren ze heel verschillend. Een deel rent weg, een deel verstart en zet de stekels op en een deel foerageert onverstoord verder. Ongeveer een kwart van de auto's in Nederland blijkt, ontdekte Huijser, te laag om over een volwassen egel heen te rijden zonder dat het dier wordt geraakt door spoilers of delen van de onderkant van het voertuig. De beste manier om egels en verkeer te scheiden is het volledig afrasteren van wegen. Dat zou echter inhouden dat egels aan weerszijden van de weg elkaar niet meer kunnen bereiken en populaties geïsoleerd raken, wat zeker uit overwegingen van erfelijkheid niet aan te bevelen is. Ook is het onderhoud van al die rasters lastig. Onaantrekkelijk Een andere oplossing is ervoor te zorgen dat het landschap langs de weg zo onaantrekkelijk mogelijk is voor de egel. Op wegen tussen akkerlanden door of over heidevelden vallen bijvoorbeeld nauwelijks egelslachtoffers. Volgens Huijser en companen is de beste oplossing om verkeersdoden te voorkomen een combinatie van barrières en faunapassages. En dan moet je ervoor zorgen dat de egels tijdens hun nachtelijke tochten als vanzelf naar de graag onverlichte faunapassages worden geleid, bijvoorbeeld door houtwallen en/of bosranden op de voorzieningen aan te laten sluiten. Parallel aan de weg kunnen rasters, greppels met aan de wegkant een steile wand en straatverlichting voorkómen dat egels oversteken. Menselijk toedoen is in 41 procent van de gevallen van egeldood de oorzaak, 59 procent van de egels sterft een natuurlijke dood door parasieten, infecties of een complex van gezondheidsproblemen. Het aandeel van de mens is te verdelen over verkeer, verdrinking in tuinvijvers met steile wanden, hondebeten, vergiftiging door (slakken)gif, verstoring van de nesten en verwonding door bijvoorbeeld maai- en snoeimachines, waaronder de voor egels zeer gevaarlijke grastrimmers. Huijser: Er gebeuren wel erg veel nare dingen met de egel die te wijten zijn aan mensen. |