Wetenschap30 maart 1999

Rijkswaterstaat lief voor egels?

Door J. G. de Vries
Sommige mensen zullen zich wellicht afvragen of Rijkswaterstaat opeens lief is geworden voor egels en waarom dit zo is. De aandacht die nu besteed wordt aan de egel heeft echter met liefdadigheid niets te maken, maar moet gezien worden in het bredere kader van het rijksbeleid voor natuur en landschap én verkeer.

Tot in de jaren '80 was het rijksbeleid tamelijk verkokerd: ieder departement ontwikkelde eigen beleid en afstemming met de buren ontbrak vaak, laat staan dat er sprake was van een integrale aanpak.

Het Natuurbeleidsplan uit 1990 betekende een ommekeer: het werd gedragen door de ministeries van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij én door de ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat. Ook wat de verdere aanpak betreft was sprake van een trendbreuk. Van defensief –veiligstellen van versnipperde resten natuurgebied– naar offensief: actief werken aan de realisering van een samenhangend stelsel van natuurgebieden met daarin ontwikkeling van nieuwe natuur. Dit stelsel is bekend als de Ecologische Hoofdstructuur van Nederland.

Het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV) uit diezelfde tijd is in samenhang met het natuurbeleid ontwikkeld. Verkeer en Waterstaat stelt zichzelf daarin ambitieuze doelen op het gebied van leefbaarheid. Van een van deze doelen kan de egel (met veel andere soorten) profiteren. Het doel is als volgt verwoord: „Op korte termijn is verdere versnippering van natuur en landschap voorkomen; op langere termijn is de versnippering teruggedrongen.”

Deze versnippering wordt veroorzaakt door intensieve landbouwgebieden, steden en industriegebieden en door het Nederlandse wegennet met een lengte van ruim 125.000 kilometer. Gaat het bij landbouwgronden vooral om het verbeteren van de leefomstandigheden voor soorten in het agrarische landschap, bij wegen (waarover het SVV zich uitspreekt) gaat het vooral om het verminderen van de barrièrewerking van de weg en de verstoring door verkeer.

Sinds 1993 voert Rijkswaterstaat een programma voor ”ontsnippering” uit bij de 3000 kilometer aan bestaande rijkswegen. Maatregelen zoals dassentunnels, faunarasters en ecoducten (wildviaducten) zijn al op ruime schaal uitgevoerd. Doorsnijdingen van de Ecologische Hoofdstructuur, ter lengte van bijna 800 kilometer, worden daarbij met voorrang aangepakt. Inmiddels zijn bij eenderde van de knelpunten maatregelen getroffen. De komende jaren zal hier gestaag aan verder worden gewerkt.

Voorafgaand aan en tijdens dit programma onderzoekt Rijkswaterstaat ook welke ”ontsnipperende” maatregelen voor welke soorten nodig zijn en of de maatregelen functioneren. In dit verband is onderzoek verricht aan (onder andere) broedvogels, amfibieën, dassen, eekhoorns én egels.

Heeft het beleid succes? Wanneer we over de wat langere termijn kijken, zien we dat de natuur in Nederland nog steeds achteruitgaat, vele maatregelen ten spijt. Succesvolle maatregelen worden soms alweer ingehaald door autonome ontwikkelingen. Verdroging, vermesting, verzuring zijn in dit verband bekende problemen. Ook de groei van het verkeer (en de daarmee samenhangende verstoring) is zo'n autonome ontwikkeling die zich tot nu toe weinig van beleidsdoelstellingen lijkt aan te trekken.

Het verminderen van de barrièrewerking van een weg door de aanleg van faunapassages lukt meestal wel goed: tal van onderzochte passages (er zijn er honderden) blijken gebruikt te worden door de diersoorten waarvoor ze zijn aangelegd. De das maakt met name hierdoor zijn comeback in Nederland. We zijn er echter nog lang niet, al zijn de eerste resultaten bemoedigend. Ontsnippering vergt een lange adem, maar is onontkoombaar als we onze kleinkinderen niet willen laten opgroeien met het beeld dat álle egels plat zijn.

J. G. de Vries is projectleider infrastructuur milieumaatregelen Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde.