Wetenschap

Zie ook:
Buitenlandse hulp
Open brief aan Jeltsin

Wetenschapssteden van Chroesjtsjov lopen uit op mislukking

Russische ivoren torens brokkelen af

S. M. de Bruijn
Een flinke heuvel met wat akkers was alles wat er veertig jaar geleden lag. In tien jaar tijd stampten de Sowjets een stad uit de grond. Een wetenschapscentrum: een enclave waar het puikje van de Russische onderzoekers mag broeden op biologische problemen. Inmiddels verwelkt de bloem, de ivoren toren brokkelt langzaam af.

Twee uur lang doet de afgeschreven Duitse autobus erover, hobbelend vanaf het zuidelijkste metrostation van Moskou naar het stadje Poesjtsjina. Onder aan de heuvel is nog juist de Oka te zien, een zijriviertje van de Wolga. De asfaltweg snijdt het groene stadje in tweeën: het woongedeelte aan de oostkant, de onderzoeksinstituten ten westen van de weg.

Evenals in veel Russische steden wonen de meeste van de 21.000 inwoners van Poesjtsjina in een flat. Het is een gewone stad, mooi, schoon, met winkels, een biocoop en een disco. Het verschil met Moskou is dat de inwoners geen uur met de metro hoeven te reizen: vrijwel iedereen werkt aan de overkant van de brede groenstrook die dwars door de stad loopt.

Poesjtsjina is een “science city”. Eind jaren '50 kwam de toenmalige president van de Sowjet-Unie, Nikita Chroesjtsjov, op het idee om steden op te richten die speciaal gewijd waren aan de wetenschap. Overal in Rusland verrezen de wetenschapssteden, de grootste vlak bij Novosibirsk: Akademgodorok, “Academiestad”, met 100.000 inwoners en 35 instituten. Het recept was simpel: stop een groot aantal goede onderzoekers op een kluitje, geef ze een zak met geld en goed gereedschap, en na een paar jaar levert het tientallen toepassingen en patenten op.

Met soortgelijke woorden, maar dan gevat in fraaie volzinnen, besloot het presidium van de Russische Academie van Wetenschappen in 1962 tot de oprichting van het Poesjtsjina Biologisch Onderzoekscentrum. Inmiddels staan er acht instituten en een sterrenwacht langs de Nauki-boulevard of in de directe omgeving daarvan.

Alle instituten hebben te maken met biologie: eiwitonderzoek, biofysica, biochemie, fotosynthese, bodemkunde en bio-organische chemie. Voeg daarbij het Instituut voor Wiskundige Problemen in de Biologie en het Instituut voor Biologische Instrumentmakerij, en elke Nederlandse bioloog likt z'n vingers af bij de gedachte om daar te mogen werken.

Goede sfeer
„Toen Poesjtsjina van start ging, kwamen er tal van jonge onderzoekers hier. Het was een mooie groene stad, er heerste een buitengewoon goede sfeer. In die tijd stond de wetenschap hoog aangeschreven, je had aanzien, en ook de salarissen waren niet slecht”, vertelt prof. dr. Alexander Boronin. Hij kwam in 1965 op 28-jarige leeftijd naar Poesjtsjina, als junior onderzoeker aan het Instituut voor Biochemie en Fysiologie van Micro-organismen.

Boronin werkt er nog steeds, maar nu als directeur van het instituut, dat inmiddels 500 werknemers telt. Daarnaast is hij rector van de plaatselijke universiteit en draagt hij de felbegeerde titel van “academician”, lid van de Academie van Wetenschappen.

Boronin heeft de stad zien opbloeien. De eerste tien, twintig jaar verliepen volgens de plannen van Chroesjtsjov. „In 1972 voerden wij als eerste lab in de Sowjet-Unie experimenten uit met genetische manipulatie van micro-organismen; dat was toen nog maar net uitgevonden. We maakten restrictie-enzymen (eiwitten die DNA op speciale plaatsen kunnen knippen, SMdB) en verspreidden die gratis”. De heuvel aan de Oka bleek een prima voedingsbodem voor wetenschappelijk onderzoek.

De laatste tijd gaat het echter bergafwaarts. De rimpels in het gezicht van de directeur verraden zijn zorgen. Boronin lijkt vermoeid door de voortdurende strijd om het bestaan van zijn instituut. Het ergste probleem is het chronisch geldgebrek. „Het is nu tien jaar geleden dat ik de laatste labs heb gebouwd. Het was toen al lastig om geld los te krijgen; uiteindelijk is een deel van de bouw gefinancierd uit andere projecten. Van het overheidsgeld kan ik alleen salarissen en een deel van de elektriciteitsrekening betalen. De situatie is allerbelabberdst. Ik zou minstens zes keer meer nodig hebben dan nu, alleen al voor het gewone werk”.

Hij krijgt bijval van een andere hoogleraar uit Poesjtsjina, professor Simon Sjnol. In een open brief aan president Jeltsin schreef hij dat „de Russische wetenschap zich bevindt op de kritieke grens van onherstelbare vernietiging. Ons onregelmatig uitbetaalde salaris is lager dan het bestaansminimum; het verstrekken van middelen voor reageerbuizen, instrumenten en materialen is geheel gestopt. Er komt geen geld voor de betaling van elektriciteit en water”. Inmiddels heeft de academie laten weten dat er deze winter ook geen geld beschikbaar is voor de verwarming.

Het geldgebrek veroorzaakt in een wetenschapsstad andere problemen dan bijvoorbeeld in Moskou. Ander werk zoeken is heel moeilijk, want in Poesjtsjina is alleen plaats voor wetenschappers. Er zijn bijna geen bedrijven te vinden. De jonge generatie heeft geen keus. „Jammer”, zegt Fjodor (13), leerling van een middelbare school. „Je komt hier alleen maar biologen tegen”.

Ook de woonruimte is schaars. In Moskou is wel werk, maar het wonen is er duur en het reizen erheen ook. „Vroeger gingen er elke morgen drie of vier grote bussen naar Moskou en de reis was gratis, maar tegenwoordig is het niet te betalen”, zegt Boronin. De Duitse autobus rekende voor het retourtje Moskou 46 roebel; bij maandsalarissen van 400 tot 1300 roebel hakt dat er flink in. Boronin zelf krijgt een bonus, omdat hij “academician” is, zijn 'topsalaris' bedraagt 1650 roebel per maand, ongeveer 200 gulden.

Boterham
De jonge, enthousiaste groep wetenschappers die in de jaren '60 neerstreek in Poesjtsjina heeft inmiddels veel van haar fut verloren. Boronin strijkt door z'n haardos. „Geleidelijk aan is de stad vergrijsd. De gemiddelde leeftijd van de onderzoekers in mijn instituut is 55 jaar, de hoofden van de laboratoria zijn tegen de 60”. Behoedzaam formulerend: „We houden de meeste ouderen in onze staf, maar ik geef toe dat dat niet altijd efficient werkt. Maar wat moet je anders? Ze eruitschoppen in deze kleine stad? De meesten zijn erg conservatief en dan is het helemaal lastig om werk te vinden”.

Een ander probleem dat Chroesjtsjov over het hoofd zag, was van psychologische aard. „De mensen werken hier jarenlang in hetzelfde instituut en ze zien iedere dag dezelfde gezichten. We weten alles van elkaar, zelfs wat je 's morgens op je boterham doet”, zegt dr. Vera Dmitrieva, een naaste collega van Boronin. „En dat veroorzaakt vooral problemen in slechte tijden”, verduidelijkt ze.

Uitgestorven
„Als er niets verandert, is het hier binnen enkele jaren uitgestorven”, verzucht Boronin, terwijl hij verdrietig uit het raam staart. Z'n royale directeurskamer in de stijl van de jaren '70 biedt uitzicht op de binnenplaats van het instituut. Hij wijst naar een van de veelbelovende afdelingen, een fabriekshal met fermentoren die hij tien jaar geleden neerzette.

Het is er stil, de stem van dr. Vladimir Samoilenko echoot door de hal. „Die stilte bedriegt”, zegt het hoofd van het laboratorium. „De meeste collega's hebben vandaag nog vakantie. Morgen starten we de apparatuur”. Tientallen vaten, van glas of metaal, variërend in grootte van 10 liter tot 2 kubieke meter, staan netjes opgesteld in de koude ruimte. „Hierin kweken we bacteriën en gisten die nuttige stoffen produceren, zoals organische zuren, antibiotica en steroïden”.

Samoilenko geeft toe dat lang niet alle fermentoren meer in bedrijf zijn. „Toen we begonnen, werkte alles. We maken echter vooral halffabrikaten voor vervolgonderzoek bij andere instituten, en er zijn weinig opdrachten meer. We gebruiken nu slechts 30 procent van onze capaciteit”.

Trots
Het instituut bevat een van 's werelds grootste verzamelingen bacteriën en schimmels, de trots van Boronin. „We hebben 15.000 micro-organismen in onze catalogus en een even groot aantal dat nog niet in de catalogus opgenomen is. Verder beschikken we over de meest vooraanstaande microbiologen van dit land. Maar de regering lijkt zich niet bewust van dit fortuin”.

Boronin is ervan overtuigd dat er nog veel werk te verrichten is in zijn land. „Rusland kampt met een flink milieuprobleem. Bij defensie en de zware industrie waren ze niet altijd even voorzichtig. Maar denk ook aan de lange olieleidingen in Siberië en de benzinestations. Wij doen nu veldtests in West-Siberië op terreinen die zwaar verontreinigd zijn met olie. Het is daar koud en de bacteriën hebben weinig tijd voor biologische afbraak, daarom proberen we de beschikbaarheid te verhogen met speciale oplosmiddelen. Kortom, er is nog veel te doen, maar het onderzoek is duur. Het is nu al duidelijk dat we de komende jaren onvoldoende geld van de academie krijgen voor dit soort onderzoek”.

De directeur probeert geld te vinden via beurzen, grotendeels in het buitenland, wat in totaal 40 procent van zijn budget oplevert. Samenwerking met bedrijven is moeilijk, die zijn hooguit geïnteresseerd in het huren van zijn faciliteiten.

Verder houdt zijn instituut zich steeds meer met onderwijs aan studenten bezig. „Omdat we vinden dat onderwijs en onderzoek bij elkaar horen, maar ook omdat onderwijs onder een ander ministerie valt en dus extra geld oplevert”. Dmitrieva is directrice van een centrum dat congressen belegt, over bio-ethiek en ecologie. „Niet omdat het geld opbrengt, maar om de regering te bewijzen dat we actief zijn en dat we nuttig werk doen”.

Toch kijkt Boronin vooral naar het buitenland. „Ik hoop op internationale samenwerking. Ik weet dat er zelfs in de Verenigde Staten bezuinigd wordt op de universiteiten, maar het gaat niet alleen om geld. We moeten ook brainstormen, zakelijke partners aantrekken. We hebben veel ervaring in huis, maar het levert nu niets op. Veel landen zouden kunnen profiteren van samenwerking met Russische wetenschappers. Het is nuttiger om je geld in Rusland te investeren dan ook maar een halve centimeter van een onderzeeër of een raket te bouwen”.


Dit is het achtste deel in een serie artikelen over wetenschap en technologie in Rusland. De foto toont een van de kunstwerken in de Moskouse metro.

Vorige aflevering:
• ”Survival kit” voor
Russische bibliotheken