Nederland en België zoeken balans tussen natuur en scheepvaart
De bedreiging van het sublieme ScheldegevoelDoor B. L. P. Tramper Pessimisten waarschuwen er al geruime tijd voor dat de Westerschelde zijn bruisende karakter verliest. Door inpoldering en verdieping van de vaargeul verandert het natuurgebied in een saai kanaal. Optimisten wijzen dat scenario resoluut van de hand. De Westerschelde is volgens hen veerkrachtig genoeg voor het toestaan van nóg meer en nóg dieper stekende schepen. De Technische Schelde Commissie, samengesteld op last van de Nederlandse en de Belgische overheid, deed de afgelopen twee jaar intensief onderzoek naar de kansen en bedreigingen van de zeearm. Haar bevindingen zette ze om in een visie voor de lange termijn.
De Westerschelde fascineert. De watermassa die elk etmaal vanuit de Noordzee met een immense kracht naar binnen spoelt via Vlissingen tot Gent, geeft je een gevoel van nietigheid, zegt drs. Jon Coosen, werkzaam bij Rijkswaterstaat Zeeland en projectleider van de Langetermijnvisie (LTV) voor de Westerschelde, die gisteren is verstuurd naar de Tweede Kamer. Intrigerend is vooral het Land van Saeftinghe, een complex schorrengebied ten noorden van Antwerpen. Coosen: Als je door de geulen en over de schorren loopt, voel je de getijdengolf op je hielen. Het water dringt door in de kleinste haarvaten van het landschap. Uiteindelijk spring je op de kant en eenmaal veilig op de dijk zie je alles onderstromen, zelfs de vegetatie. Dat zorgt voor een subliem gevoel, het Scheldegevoel. Geheimen
Coosen verricht al geruime tijd intensief onderzoek naar de Westerschelde. Samen met tal van andere wetenschappers uit binnen- en buitenland brengt hij de natuurlijke processen van het estuarium en de invloed van menselijke ingrepen daarop in kaart. Langzaam maar zeker geeft het 35.000 hectare grote estuarium met zeldzame landschappen en biotopen zijn geheimen prijs. Karakteristiek voor de Westerschelde is het geulenstelsel. Getijde, wind en golfslag zorgen in een gecompliceerd samenspel voor een continu veranderend patroon van geulen, platen, ondiepe watergebieden, slikken en schorren. De morfologie bepaalt op haar beurt de kwaliteit van de leefgebieden van tientallen soorten planten en dieren. Zo zijn ondiepe priëlen en kreken die de schorren doorsnijden, essentieel als kraam- en kinderkamer voor vis en garnalen. Platen en slikken bieden onderdak aan bodemdieren en vormen rustplaatsen voor vogels en zeehonden. Via de geulen vindt transport plaats van voedsel en zwevend sediment. Het natuurrijke mozaïek staat onder sterke druk. Slikken en schorren nemen in omvang af, terwijl de geulen breder en dieper worden en de zandplaten toenemen. Dat heeft grote invloed op flora en fauna. In sommige delen van de Westerschelde is de dynamiek bijna gehalveerd. Oorzaak van dit proces, ooit door prof. dr. H. Saeijs wel kanalisering genoemd, is onder meer de inpoldering die eeuwenlang langs de Westerschelde plaatsvond. Het estuarium kwam steeds krapper in z'n jasje te zitten. Tegenwoordig wijzen de beschuldigende vingers voornamelijk naar de Vlaamse baggerschepen, die de vaargeul voor de scheepvaart naar Antwerpen op diepte houden. In 1995 sloten Nederland en Vlaanderen een verdrag om de vaarweg geschikt te maken voor de getijongebonden opvaart naar Antwerpen van schepen met een diepgang tot 11,6 meter. Het gevolg is dat de hoofdgeul groter wordt en daardoor meer water naar zich toe trekt. Dat leidt ertoe dat nevengeulen ondieper worden en zandplaten groter. Ook neemt de druk op de schorren tussen de hoofdgeul en de dijk toe. Vooral die langs de buitenbochten, zoals bij Bath, eroderen. Gevoelig thema
Verdieping van de vaargeul is politiek en maatschappelijk inmiddels een gevoelig thema. In Antwerpse havenkringen klinkt steeds nadrukkelijker de roep om een derde verdiepingsronde. Er rijst een Europees conflict als Nederland gaat dwarsliggen, zo zei havenbaron L. Delwaide vorig jaar. Tegelijk neemt de weerstand aan Nederlandse zijde zichtbaar toe. Eind vorig jaar kondigden tien gemeenten onder aanvoering van Vlissingen aan zich met hand en tand tegen verder uitbaggeren te verzetten. De tegengestelde belangen van Nederland en Vlaanderen vormden voor de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat, Jorritsma, twee jaar geleden aanleiding voor het plan om samen met Vlaanderen een visie voor de komende dertig jaar op te stellen. De Vlamingen gingen, zij het niet zonder aarzeling, akkoord. Beide landen besteedden de opdracht uit aan de Technische Schelde Commissie. De visie vormt de basis voor het toekomstige beleid. Aan het document liggen tientallen wetenschappelijke studies ten grondslag (waarvan de meeste staan gepubliceerd op internet, www.scheldenet.nl.) De rode draad van het rapport bestaat in feite uit drie onderdelen: de veiligheid voor overstromingen, de toegankelijkheid van de Scheldehavens en de natuurlijkheid van het fysieke en ecologische systeem. Het aspect van veiligheid speelt op Nederlands gebied vooralsnog niet, zeker niet op middellange termijn. Anders ligt dat voor het deel van de Schelde van Antwerpen naar Gent. Omdat de getijdengolf groter wordt hoger hoogwater moeten de Vlamingen rekening houden met meer kans op overstroming. Net als bij de grote rivieren in Nederland, biedt het almaar ophogen van de dijken onvoldoende soelaas. De rivier heeft meer ruimte nodig en krijgt die in Vlaanderen in de vorm van gecontroleerde overstromingsgebieden. Trekpaard Volgens de langetermijnvisie is toegankelijkheid van de havens langs de Schelde van groot belang, willen zij als trekpaard voor de welvaart blijven functioneren. Dat geldt in het bijzonder voor de haven van Antwerpen, die 60 procent van de 200.000 vaarbewegingen op de Westerschelde naar zich toe trekt. De toegankelijkheid van de haven is volgens het rapport zonder twijfel een van de zwakke punten. Toch groeit Antwerpen sterker dan Hamburg. Prognoses wijzen op een jaarlijkse toename van 1 tot 2 procent; voor containers ligt dat percentage op 3 tot 5 procent. De groei vertaalt zich niet zozeer in extra vaarbewegingen als wel in grotere afmetingen van de schepen. In de toekomst worden op de Atlantische routes schepen verwacht met een grootte van 8000 TEU (dat staat voor Twenty-foot Equivalent Unit, de maat van een container). Zulke zeeschepen hebben een diepgang van 14 meter. Dat betekent dat de drempels in de vaargeul nog circa 2,5 meter zouden moeten worden uitgediept. Voor een vlotte doorvaart zouden ook de bochten breder moeten (tot 400 meter), maar dat is onhaalbaar. Verbreding op de rechte stukken van de vaargeul kan een goed alternatief zijn. Na voltooiing van de huidige verdieping kunnen schepen van 5000 TEU met een diepgang tot 11,6 meter onafhankelijk van het getij naar en van Antwerpen varen. De havenautoriteiten stellen echter dat op korte termijn een volgende verdieping noodzakelijk is om de jongste generatie schepen, met een diepgang van 14 meter, te kunnen ontvangen. Gebeurt dat niet, dan lijdt Antwerpen grote verliezen. Volgens het rapport zou de haven na 2010 een kwart van de potentiële containertrafiek mislopen. In totaal zou de Belgische economie jaarlijks 2,1 tot 2,4 miljard Belgische frank moeten inleveren. Minder stellig is het rapport over de effecten op de natuur van de huidige verdieping. En over de gevolgen van een toekomstige verruiming van de vaargeul zegt het al helemaal weinig. Wel is duidelijk dat het herstel van de natuur van de Westerschelde voorlopig nog ver weg is, aldus de Scheldecommissie, ook al wordt het water zuiverder en duiken er steeds meer zeehonden op. Het onderzoek naar de natuurlijkheid is uitgevoerd door de Universiteit van Antwerpen. Voorzichtig spreekt zij uit dat er negatieve effecten van extra bagger- en stortactiviteiten op de morfologische diversiteit zijn te bespeuren. Daardoor is het waarschijnlijk dat typische flora en fauna enigszins achteruit zullen gaan. In geval van een verdieping van de vaargeul tot 14 meter worden de voorspelde negatieve effecten voor de typische flora en fauna sterker. De gevolgen van de huidige verdieping zijn pas op middellange termijn meetbaar. Hoe ernstig ze zijn, verschilt van geval tot geval. Voldoende habitat voor de kraamkamerfunctie voor garnalen zal andere eisen stellen aan de ruimte en dynamiek dan de mogelijkheid voor de ontwikkeling van jonge schorren, aldus de universiteit. Optimistisch Dat neemt niet weg dat de langetermijnvisie optimistisch van toon blijft. Als de drie onderdelen van de rode draad (veiligheid, toegankelijkheid, natuurlijkheid) goed worden gesponnen, ligt de Westerschelde er over dertig jaar als een plaatje bij, zo blijkt uit het rapport. Volgens het streefbeeld van de Scheldecommissie blijft het estuarium binnen Europese en mondiale context bijzonder: de natuur herbergt zeldzame habitats, de zoute schorren zijn zelfs toegenomen. De verdieping heeft binnen acceptabele grenzen plaatsgevonden, zodat de Scheldehavens goed kunnen inspelen op de ontwikkelingen in de wereldeconomie. En ook het veiligheidsniveau is goed. Het nautisch vaarwegbeheer ligt in handen van zowel Vlaanderen als Nederland; de samenwerking verloopt in optima forma. Is dat beeld niet erg optimistisch? Strijdt verbetering van de toegankelijkheid sowieso niet met meer natuurlijkheid? Coosen weegt zijn woorden zorgvuldig. Er is een zekere mate van ingrijpen mogelijk zonder dat het meergeulenstelsel tekort wordt gedaan. Dat kan bijvoorbeeld als je uit het oogpunt van de veiligheid kiest voor meer ruimte voor het water. De maatregelen die je daarvoor treft, kun je van voordeel laten zijn voor de natuur. Maar er is een moment waarop het morfologische systeem zegt: Nu niet verder, de grens is bereikt. Tot hoever kan de verdieping dan in concreto plaatsvinden? De langetermijnvisie geeft vier schetsen. Er is een voorzichtige benadering, waarbij de eerste tien jaar niet verder wordt verdiept en tegelijk de natuurlijkheid wordt verbeterd. De tweede benadering gaat iets verder: er wordt iets dieper gegraven en de natuur wordt gecompenseerd. De derde benadering combineert de wensen van de scheepvaart en de mogelijkheden van het systeem 'voet voor voet': er kan pas verder worden verdiept als de effecten per keer goed bekend zijn. Het rapport zegt dan dat er ruimtelijke reserveringen voor de natuur in zowel Nederland als Vlaanderen nodig zijn, in de vorm van bijvoorbeeld gecontroleerde overstromingsgebieden. Maatschappelijke acceptatie speelt een grote rol. De vierde schets is rigoureuzer. De havens zijn dan direct verzekerd van hun marktpositie voor zeetransport, maar de effecten op de natuur zijn hoogst onzeker. De visie is helder als het gaat om de gevolgen van niet verder verdiepen voor de havens. Dan dreigt voor Antwerpen een strop. Maar als het gaat om de natuur, bent u opvallend terughoudend. Waarom? Verdieping heeft een grote impact op het systeem. Dat is op hoofdlijnen helder. Wij doen ook pogingen om te kwantificeren. Het is echter onmogelijk om te zeggen: Een hectare geul erbij levert een hectare minder slik op en daarom zo veel minder vogels en zo veel minder garnalen. Het gaat ook om voldoende ruimte voor de estuariene processen Maar de visie spreekt over een balans tussen verdieping en natuurlijkheid. Kun je daarover dan überhaupt wel spreken? De balans wordt bepaald door wat je als samenleving acceptabel vindt. Zoals het systeem nu draait, is er ook een zekere balans, zij het niet de natuurlijke, want de geul wordt kunstmatig op diepte gehouden. Als je alle graafmachines eruithaalt, krijg je een gebied als Het Zwin. Dat willen we niet, want er moeten schepen doorheen. Tegelijk is er het gevaar van onbalans. Daarvan is sprake als het meergeulenstelsel wordt afgebroken. De morfologie moet te allen tijde gehandhaafd blijven. Er is een punt dat het systeem niet meer in zijn vorm is te houden. Daar ligt voor beide landen de harde, kritische grens. Politici in Nederland en Vlaanderen gaan op basis van deze visie beleid ontwikkelen. Staan zij niet voor de keus: óf de natuur óf de verdieping? De visie laat zien dat je niet ongenuanceerd kunt zeggen dat verdieping mogelijk is omdat het toch geen gevolgen heeft voor de natuur. Die keuze heeft wel degelijk risico's. Maar je kunt ook niet zomaar zeggen dat verdieping onmogelijk is omdat de gevolgen voor de natuur desastreus zijn. Want met mitsen en maren kan verder uitbaggeren zeker. Zowel Nederland als Vlaanderen moet op zoek naar de balans. Als je een van de functies van de Westerschelde afbreekt, ben je verkeerd bezig. |