Wetenschap6 februari 2001

Ontpoldering kan
ook moeilijk anders

Door C. Jacobusse
De Westerschelde is een van de laatste ongeschonden estuaria van West-Europa. Althans relatief ongeschonden. Het regime van eb en vloed heerst er nog en de geleidelijke overgang van zoet rivierwater uit de Schelde naar zout Noordzeewater is nog volkomen intact.

Maar aanslagen op de Westerschelde zijn er genoeg. Het is nog geen vijftig jaar geleden dat er voor het grootste natuurgebied in de Westerschelde, het Verdronken Land van Saeftinghe, serieuze inpolderingsplannen lagen. Het is te danken aan protesten van de stad Antwerpen dat die plannen niet gerealiseerd zijn. Men was –met recht– bang voor natte voeten in Antwerpen.

Nadat er in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw grootschalige inpolderingen plaatsvonden ten behoeve van industrievestiging, komen de bedreigingen nu meer van binnen uit. Steeds verder gaande uitdieping van de vaargeul leidt tot erosie van schorren, slikken en zandplaten. De verdiepingen worden uitgevoerd om de haven van Antwerpen bereikbaar te houden voor de steeds groter wordende zeeschepen.

Dat is buitengewoon jammer met het oog op de grote natuurwaarde van de Westerschelde, maar dat niet alleen. Want net zo goed als de schorren en slikken zijn ook de dijken niet berekend op steeds maar weer nieuwe verdiepingen. Om het maar eens heel eenvoudig voor te stellen: wie als kind wel eens in de zandbak heeft gespeeld, weet dat het risico dat een gegraven put instort groter wordt naarmate de put dieper wordt.

De Westerschelde zit te nauw in zijn jasje. Het meest oostelijke deel lijkt al meer op een kanaal dan op een riviermonding. Enkele jaren geleden werden vanuit de overheid plannen voor ontpoldering gepresenteerd. Op het water veroverde polders zouden teruggegeven moeten worden aan de zee. De boodschap werd sympathiek verpakt. Ontpoldering zou betekenen dat verloren natuurwaarden gecompenseerd zouden worden. Dat was volkomen buiten de waard gerekend. Er volgde een storm van protest en de ideeën voor ontpoldering gingen snel weer van tafel.

Tijdelijk, zo blijkt nu, want meer of minder verhuld wordt er weer steeds meer over ontpoldering gesproken. Dat kan ook moeilijk anders, want met ook nog eens een stijgende zeespiegel zal het water vooral achterin de Westerschelde steeds hoger opstuwen met springvloed. De Zeeuwse geschiedenis met al haar stormvloeden en overstromingsrampen vormt in dit kader een blijvende waarschuwing.

Achterin de Westerschelde liggen ook de grootste en belangrijkste natuurgebieden. Het Verdronken Land van Saeftinghe, maar ook –middenin de Westerschelde– de Platen van Valkenisse, waar een florerende zeehondenpopulatie en nieuw ontwikkelend grootschalig schor de enorme natuurpotenties van de Westerschelde nog eens extra onderstrepen. Om die natuurwaarden te behouden, kan niet volstaan worden met hier en daar een snipper kunstmatige nieuwe natuur onder het mom van natuurcompensatie.

Wat er nu in en rond het Verdronken land van Saeftinghe aan natuurwaarden aanwezig is, verdient zorgvuldige bescherming. Het zijn de verschillende ontwikkelingsstadia van het oorspronkelijke landschap van heel West-Nederland. Dat oerlandschap is echter incompleet. In oorspronkelijke staat was de landzijde van schorren begrensd door uitgestrekte bossen, waarin allerlei dieren leefden die zich in de nacht en vroege ochtend op het schor waagden. Het herstel van zo'n bos in de tegen de Belgische grens gelegen Hedwigepolder is in velerlei opzichten aantrekkelijk. Het is een van de weinige echt grootschalige mogelijkheden om de unieke waarde van de Westerschelde verder uit te bouwen, mede als compensatie voor het vele wat verloren ging. Het bos kan een grote rol spelen voor stille recreatie en in tijden dat het er echt op aan komt kan zo'n bosgebied dienst doen als 'potpolder', oftewel overloopgebied voor het vloedwater.

C. Jacobusse is publicist en woordvoerder van Het Zeeuwse Landschap