Opinie 2 september 2000

Verloedering neemt toe als politici niet rekenen met aard mens

Geen ethisch reveil
zonder ethische kaders

Oud-premier Van Agt schrok bij zijn terugkomst in Nederland van de verloedering die er gaande is. Daarom riep hij onlangs (opnieuw) op tot een ethisch reveil. Prof. dr. R. Kuiper  mist een analyse van de oorzaken in de oproep van Van Agt en ziet bij hem ook geen remedie.

De oproep van oud-premier A. A. M. van Agt om te komen tot een ethisch reveil staat niet op zichzelf. Al geruime tijd uiten politici, wetenschappers, opvoeders en predikanten hun zorg over de verloedering van Nederland, het gebrek aan fatsoen in de publieke ruimte, de teloorgang van christelijke normen en waarden. Wie herinnert zich niet de (mislukte) poging van VVD-leider F. Bolkestein om die waarden opnieuw een plaats te geven in het beginselprogramma van zijn partij?

De jaren negentig van de vorige eeuw werden goeddeels gestempeld door een discussie over de publieke moraal, al moet er wel bij gezegd worden dat deze discussie vooral in de kranten werd gevoerd en geen richtinggevende betekenis kreeg voor de Nederlandse politiek.

Verwildering
Inmiddels zijn de ontwikkelingen voortgeschreden. Nog altijd kost het geen moeite voorbeelden te geven van verloedering, vergroving, toenemend geweld, asociaal gedrag in de Nederlandse samenleving. Nederland zet alle kaarten op economische voorspoed, maar verwildert in geestelijk en moreel opzicht. Het gebrek aan geestelijke en morele leiding is een blijk van onthutsende armoede.

Nederland is daardoor in de afgelopen tien jaar sterk veranderd. Journalisten hebben wel opgemerkt dat Nederland zijn 'calvinistische' deugden van soberheid en gematigdheid in deze jaren heeft afgelegd. Particuliere consumptie, hedonistische levensstijlen en marktdenken vormen een neerwaartse spiraal. In deze cultuur van welgedaanheid en zelfgenoegzaamheid is het niet eenvoudig nieuwe aandacht voor een herleving van een publieke moraal te krijgen. De individuele autonomie –die vrijwel nooit principieel weersproken wordt– heeft zich juist versterkt dankzij de welvaart.

Nieuwe noodkreet
Natuurlijk is het dan goed dat er mensen opstaan met een christelijke achtergrond die pleiten voor een ethisch reveil. Er is onder andere in de politiek een bewustzijn van de dreiging van desintegratie en onleefbaarheid als ons bepaalde morele fundamenten gaan ontvallen. De oproep van Van Agt zie ik als een nieuwe noodkreet van iemand die ziet dat het bergafwaarts gaat met de samenleving.

Een oproep is echter nog geen analyse van de oorzaken en ook geen remedie. Die beide elementen mis ik in Van Agts pleidooi. Ik geloof ook dat het christenen zelf te zeer buiten schot houdt. Ook zij kunnen uit zijn op vergroting van eigen autonomie met behulp van welvaartsmiddelen en onverschillig worden voor wat er verder in de samenleving voorvalt. Het ethisch reveil is niet een christelijk product dat niet-christenen zich nu eindelijk eens eigen moeten maken. Christenen zelf moeten dat ethisch reveil ook doormaken.

De oproep van Van Agt bevat veel grote en generaliserende woorden, maar is daarmee te oppervlakkig. We beseffen allemaal hoe complex het probleem is en dat op vele plaatsen en soms met vallen en opstaan gewerkt moet worden: in kerken, op scholen, door de overheid. Ik geloof daarom niet dat het nog behulpzaam is om een aantal ernstige misstanden op te noemen en daartegenover een massieve oproep tot een ethisch reveil te plaatsen. Dat is te zedenprekerig. Het wekt zelfs aversie op.

In de oproep van Van Agt blijft bovendien onduidelijk wat nu precies wordt beoogd. Gaat het erom dat burgers van Nederland allerlei regels beter gaan naleven (in het verkeer, bij het belasting betalen etc.), of gaat het dieper en moet er een nieuw soort morele overeenstemming groeien tussen burgers of moet gewoon de commerciële televisie worden afgeschaft, waar Van Agt ook tegen fulmineert. Waar wil de oud-premier nu eigenlijk heen?

Kaders
Het is nodig bij de bezinning op een ethisch reveil na te denken over de kaders die daarbij van belang zijn. Laat ik voor de gedachtebepaling een aantal opmerkingen maken over mijn eigen visie hierop.

In de eerste plaats is iedere discussie over de noodzaak van regelgeving en -naleving of publieke moraal vruchteloos als niet ronduit erkend wordt dat de mens uit zichzelf geen gehoorzaam wezen is. Sterker nog: de mens is telkens weer geneigd tot kwaad – ook als burger van een samenleving. Wie in de politiek niet rekent met deze natuur van de mens, is onverstandig bezig.

Helaas moet geconstateerd worden dat veel politici –veelal erfgenamen van het humanisme– hier niet mee rekenen en zwakke regels maken of op de naleving ervan niet voldoende toezien. De opheffing van het bordeelverbod, het gedogen van drugsgebruik, het gebrek aan adequate politie-inzet tegen grote en kleine criminaliteit zijn hier voorbeelden van. De verloedering neemt alleen maar toe als politici niet rekenen met de slechte aard van de mens. Ook Van Agt hoor ik hier niet over spreken, terwijl dit toch de hoeksteen van staatsmanswijsheid zou moeten zijn.

In de tweede plaats moet het vaststaan dat regels niet los kunnen staan van een innerlijke overtuiging. Die innerlijke overtuiging doet de bereidheid ontstaan zich naar de regels te voegen. Dat geldt voor de inhoud van regelgeving, maar ook voor de bereidheid publieke regels na te leven. De discussies over de publieke moraal richten zich juist op dit punt: hoe kan die innerlijke overtuiging worden overgedragen en bekrachtigd in een tijd van secularisatie en individualisering? Hierover heb ik Van Agt niet horen spreken.

Daarmee dreigt de oproep tot ethisch reveil de regels op zichzelf en een zekere conservatieve gehechtheid eraan centraal te stellen. Voor een christen gaat het in de samenleving niet om de regels, maar om de publieke dienst aan God. Bezinning daarop is richtinggevender dan een bezinning op regelgeving zonder meer.

Sociale ethiek staat dus altijd in nauw verband met individuele ethiek. Anders gezegd: het voedingsgebied voor een deugdelijke en deugdzame publieke samenleving ligt in de private toerusting. De aard en kwaliteit daarvan zal altijd doorwerken in de publieke sfeer. Wanneer mensen in hun eigen sfeer niet leren wat opofferingsgezindheid, sociale zin en gehoorzaamheid is, zullen zij het ook niet in praktijk brengen in de publieke sfeer.

Met name kerken, gezinnen en scholen hebben een taak in het aanleren van die waarden en normen die mensen helpen een verantwoordelijke houding aan te nemen als burgers van de samenleving. Het is van het allergrootste belang dat dit door de overheid zelf wordt ingezien en dat de kerk niet langer als verouderd instituut met weinig publiek gezag wordt beschouwd. Ook is het nodig dat het gezin in ere wordt hersteld als een plaats waar normen en waarden worden geleerd. Het verband tussen individualisering en een sterke publieke moraal is in ieder geval negatief.

Oplossingsrichtingen
Uiteraard laat zich ook in dit artikel het probleem niet zomaar oplossen. Er zijn echter twee oplossingsrichtingen die voor een christen van bijzondere betekenis zijn en waar ik nog even bij wil stilstaan.

In de eerste plaats is het van belang dat mensen, gedreven door innerlijke overtuiging, welbewust uit bijbelse normen en waarden leven en deze ook anderen in hun omgeving voorleven. De vanzelfsprekendheid hiervan in de omgang met geld en goed, natuur en milieu, bij het verzorgen van gezin en gemeenschap is een belangrijke weg om normen en waarden een publieke betekenis te geven.

Christenen kunnen hierin nog altijd een voorbeeldrol vervullen, als individu, maar ook als vader of moeder, directeur van een bedrijf, leraar, journalist. Zelf weten christenen dat dit met vallen en opstaan gebeurt en dat zijzelf niet het volmaakte model zijn. Toch is het van betekenis een scherp bewustzijn te hebben van de publieke betekenis van ons gedrag.

Ik ben overigens van mening dat een gematigde en sobere levensstijl hier deel van moet uitmaken. Hoe geloofwaardig is ons ethisch reveil als we zelf die hedonistische en individualistische levensstijl ook gaan vertonen en verre vliegvakanties, dure spullen en grote huizen hoog op ons ambitielijstje staan?

In de tweede plaats heeft de overheid een heel bijzondere rol in het hooghouden van een publieke moraal. Reeds bij Calvijn vinden we de twee kanten van het ambt van de overheid: ze moet de boosdoeners straffen, maar ook de christelijke deugd in het midden van de samenleving beschermen. We zouden willen dat dat krachtiger werd gedaan. We weten ook dat dat niet het geval is bij een angstvallig neutralistische overheid als de onze. Er wordt nooit geestelijke leiding geboden tot welzijn van land en volk.

De overheid is echter wel bezig met campagnes om ongewenst publiek gedrag (bijvoorbeeld zinloos geweld, discriminatie op scholen, rookgedrag bij jongeren) tegen te gaan. Er is toenemend cameratoezicht op straten en pleinen, conducteurs komen terug in trams en treinen, er worden codes ontwikkeld tegen aanstootgevende reclames en dergelijke. Voor wie beseft dat het stimuleren van goed burgergedrag tot de regeerkunst behoort, zijn dit geen onbelangrijke zaken. We zullen nog heel wat creativiteit kunnen gebruiken om mensen met dit soort maatregelen in de (hopelijk) goede richting te sturen.

Beperkt
Uiteindelijk weten we echter dat de overheid noodvoorzieningen en lapmiddelen aanbrengt om een samenleving tijdelijk leefbaar te houden. Het besef van de beperktheid van deze maatregelen zal de christen blijven aankleven. Er is natuurlijk een veel radicalere ommekeer in de houding van mensen nodig om werkelijk in goede banen te komen. Een massale bekering van Nederland is echter niet te verwachten. Daarom is ethisch reveil een groot woord. Laten we beginnen uit de hoop te leven en iedere dag onze verantwoordelijkheid dragen op de plaatsen waar we gesteld zijn.

De auteur is directeur van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie en bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam.

Zie ook:
Verloedering

Reactie prof. dr. B. Kamphuis
 (31 augustus 2000)