Kerkelijk Leven 16 maart 1999

Zie ook: Levensloop

„Uit grootvaders zangbundel wordt in allerlei kringen gezongen”

Een opa die op een voetstuk stond

Door J. M. D. de Heer
ROTTERDAM – „Als kind hadden we niet door dat opa zo beroemd was. Waar je ook kwam, altijd was het: Je bent toch geen kleinzoon van Johannes de Heer? Dan antwoordde ik maar weer: Ik ben een kleinzoon van Johannes de Heer. Je raakt er een keer aan gewend. Punt uit, ik ben nu eenmaal zijn kleinzoon.”

Joh. de Heer
Johannes de Heer was geen opa zoals je dat in deze tijd zou verwachten, zegt zijn kleinzoon S. J. de Heer (1925) uit Rotterdam. „Spelletjes doen of met hem uitgaan was er voor ons niet bij. Als we bij hem op bezoek gingen, stond hij je te woord, en dat was het. Gelogeerd bij opa heb ik nooit. Eerlijkheidshalve moet ik erbij zeggen dat we als kind daar ook niet zo naar verlangden. Wel zagen we uit naar Kerst. Verjaardagen hield opa nooit bij, maar met Kerst stuurde hij al zijn kleinkinderen een goed boek.

Achteraf gezien was hij altijd bezig met geestelijke zaken. Al het andere was bijkomstigheid. Altijd had hij oude boeken om zich heen liggen: de Bijbel en theologische werken. Een potlood en een blocnote had hij binnen handbereik, dat hoorde bij hem. Als je met hem aan de praat was, kon het gebeuren dat hij opeens iets opschreef.

De laatste jaren van zijn leven kwam hij weinig meer uit huis. Als je op bezoek kwam, zat hij steevast in het prieeltje bij het huis. Je kon hem daar uittekenen: sloffen aan, hoed op, colbert aan. Of de mussen nu dood van het dak vielen van de hitte, hij was van top tot teen aangekleed. Dat hoorde bij de man. Opa hield niet van nieuwigheden. Als we bij hem op bezoek gingen, waagde mijn vrouw het niet om lippenstift op te doen. Dat moest ze wegpoetsen.”

Vreselijk stipt
„Opa was ook de man die vreselijk stipt was. De laatste 5 jaar van zijn leven –wij woonden in Rotterdam, hij in Driebergen– was ik zijn privé-chauffeur. Als hij naar Utrecht moest, naar vrienden of naar het ziekenhuis, liet hij mij dat weten. Dan ging ik hem ophalen. Hij was niet een man tegen wie je nee durfde te zeggen.

Als we negen uur afspraken, dan was dat negen uur. Het had geen enkele zin om eerder te komen, want dan zag hij je niet eens. Te laat komen durfde je al helemaal niet. Daarom kwam ik altijd vroeg, bleef een straatje verderop wachten tot het bijna negen uur was en reed dan de auto voor. Ik zie hem nog naar buiten komen, klokslag negen.

Grootvader wist goed wat hij wilde. Een aardige anecdote komt uit onze verkeringstijd. Opa zat vaak voor de bakkerij van Van Barneveld in Driebergen te zingen. Samen met zijn vrouw. Je kon ze zo uittekenen. In Driebergen was het een begrip, hij was er gewoon.

Vele jaren later zag opa Jopie, een dochter van de bakker, goed voor mij zitten. We kregen verkering, maar het ging weer uit. Ik moest in die tijd als militair naar Indië. Wat deed opa? Steevast ging hij Jopie vertellen hoe het met mij stond. „Maar we hebben geen verkering meer!” reageerde ze. Dat scheelde opa niets, hij bleef over mij vertellen. Groot was zijn vreugde toen ik na mijn terugkeer uit Indië haar weer opzocht. Opa was het stralende middelpunt van onze bruiloft, dat begrijp je wel.”

Drie minuten
Joop de Heer ging als kind ook mee naar tentsamenkomsten waar zijn opa optrad. „We waren er niet echt weg van; we begrepen lang niet alles. Nee, opa was niet plechtstatig, was geen boeteprediker die in vuur en vlam stond. Hij riep wel op tot bekering, maar was niet emotioneel.

Ook in de samenkomsten was hij een man van tijd en orde. Rommeligheid vond hij verschrikkelijk. Daarom zei hij er altijd iets van als mensen onder het zingen hun handen omhoogstaken. Eens vroeg hij iemand voor te gaan in gebed. Drie minuten kreeg de man. Hij ging over zijn tijd heen. Prompt greep opa in: „Terwijl onze broeder verder bidt, gaan wij vast een lied zingen.””

Tijdens de samenkomsten preekte Johannes de Heer én zong hij. „Hij zong omdat hij daardoor het Evangelie beter kon verkondigen. De psalmen vond hij niet sprekend genoeg. Toen opa in Engeland opwekkingssamenkomsten bezocht, trok vooral de zang hem aan. De bundel van Moody en Sankey vond hij erg mooi. Veel gezangen herdichtte hij uit het Engels. Ook heeft hij zelf liederen gedicht en getoonzet. Hij kreeg er veel commentaar op. Uit muzikaal oogpunt deugde er inderdaad ook niet zo veel van. Maar daar trok opa zich weinig van aan. Je kunt zeggen wat je wilt, maar de bundel van opa loopt nog steeds goed en in allerlei kringen wordt eruit gezongen. Op de Veluwe hoorde je wel zeggen: In de kerk zingen we psalmen, na kerktijd zingen we thuis gezangen en door de week uit Johannes de Heer.”

Toppers
„Nooit heeft iemand beweerd dat opa een mooie zangstem had, maar wel zong hij duidelijk en op melodieën die aanspraken. Ik heb al die 78-toerenplaten nog liggen. Tegenwoordig heb je prachtige koren, maar je verstaat er vaak weinig van.

Als we bij opa op bezoek kwamen, kroop hij vaak achter het orgel. Dan gingen we samen zingen. Wat? Uit zijn eigen bundel natuurlijk. Ook tijdens samenkomsten stond die centraal. Je kent ze wel: ”Veilig in Jezus' armen”, ”Daar ruist langs de wolken” en ”Voorwaarts, christenstrijders”. Dat waren wel de toppers.

Opa vond het prachtig als hij op de radio uit zijn bundel hoorde zingen. Maandagmiddag was het vaste liederenuurtje. Daar moesten wij ook naar luisteren. Opa werd er ook eens kwaad om. Dat was toen de presentator zei: We gaan nu lied 700 van Johan de Heer zingen. Bar vond hij dat. Het moest Joh. of Johannes zijn en niks geen Johan.”

S. J. de Heer was 23 jaar vertegenwoordiger bij de muziekuitgeverij die hij met zijn broer runde. De bundel van zijn grootvader was veruit de bekendste uitgave. „We hebben er verkocht naar Canada en Zuid-Afrika en zelfs naar Japan en Australië. Toen kwam ik er pas achter dat opa zo beroemd was. Zelf was hij zich er best van bewust dat hij op een voetstuk stond. Maar met ons sprak hij daar niet over.”

Wereldgebeuren
„Opa hield zich intensief bezig met het wereldgebeuren. Niet met een bepaalde oorlog of zo, maar met de totale wereldgeschiedenis. Vooral de antichrist en Israël hadden zijn belangstelling. Daarover diepte hij uit de Bijbel allerlei bijzonderheden op. Wij als kleinkinderen sloegen dan helemaal dicht. Maar nu zeggen we tegen elkaar: Als opa nog geleefd had, zou hij een bevestiging zien van dat waarover hij altijd droomde: de terugkeer van het Joodse volk naar Israël.

Bij ons op zolder staan de boeken nog die grootvader schreef. Zo af en toe sla ik ze op. Ook wordt er nog steeds over hem geschreven. Ergens blijft hij toch leven.”


Dit is het vierde artikel in een serie over ‘toonzetters’ in kerkelijk Nederland in de 20e eeuw.

Vorige afleveringen:
• Tweede baken in een jong leven
• Niet gemoedelijk, wel bewogen
• Een lieve en lerende grootvader