Kerkelijk Leven 9 maart 1999

Zie ook: Hugo Visscher

H. Visscher haalde de fouten uit de briefjes van zijn kleinkinderen

Een lieve en lerende grootvader

Door M.M.C. van der Wind-Baauw
NUNSPEET – „Hij was een Einzelgänger en heeft altijd hard gewerkt. Maar voor ons was hij echt een opa. Wel wilde hij je altijd iets leren. Wij schreven als kleinkinderen briefjes. Daar zaten natuurlijk fouten in. Die werden er altijd uitgehaald.”

Prof. dr. Hugo Visscher
Mevrouw G. von Meyenfeldt-'t Hooft (70) herinnert zich niet zo erg veel van haar opa prof. dr. Hugo Visscher. Dít trekje van haar grootvader staat haar en ook de andere kleinkinderen echter nog goed voor de geest. Als voorbeeld laat ze een ansichtkaart met het standbeeld van Bossuet zien, ooit door opa gekocht in het Franse Meaux.

Op 21 juni 1942 schrijft hij vanuit zijn woonplaats Nijmegen op dit kaartje aan kleindochter Gérardine 't Hooft, die dan nog in Tiel woont:

„Lieve Gertje,

We waren blij met uw briefje, waaruit wij/ zagen, dat je goed aanleert. Als gij uw best/ blijft doen, zult ge het een heel eind brengen./ Zoo, heet de laatst geboren kleine zus Matty?/ Wij dachten, dat zij Maria heet. Dat is een mooi/ en ongedacht geschenk, een lief klein zusje!/ Wij hebben het nog niet gezien, maar het/ wordt, naar we hoorden, 19 Juli gedoopt en/ dan hopen oma en opa ook daarbij te zijn en/ naar Alkmaar te komen. Wij waren daar nog/ niet bij jullie. Doch dan komen wij./ En nu lieve Gertje, doe onze groeten aan Liesje./ Deze briefkaart kocht ik eens in Meaux./ Zoek het eens op de kaart van Frankrijk en/ vertel mij later eens wie Bossuet was.

Hartelijke groeten van oma en opa.
Dag lieve Gertje!”

Dubbel hek
„Als kinderen hebben wij nooit bij hen gelogeerd. Alleen mijn oudste broer een keer. Grootmoeder was een schat van een vrouw, maar dat logeren zag ze niet zitten. Toen opa en oma Visscher in Huis ter Heide woonden, huurde mijn moeder wel eens een zaterdag een auto. Dan ging je op visite bij je grootouders. Ik weet nog dat opa en oma een dubbel hek om het huis hadden met een intercom. Dat was heel bijzonder. Wij mochten nooit door dat dubbele hek. Als kinderen waren we ook zeer geïmponeerd door het tijgervel, zo'n kop met een stuk vel eraan, dat in de kamer op de vloer lag. Later zijn mijn grootouders naar Nijmegen verhuisd.”

In huis
„Toen opa na de Tweede Wereldoorlog vrijkwam, was hij in een slechte conditie. Grootmoeder was al bij ons in Alkmaar en mijn ouders hebben opa ook opgehaald.” Toen hij tien dagen bij zijn dochter in Alkmaar in huis was, overleed zijn vrouw. „Ik heet naar haar. Mijn ouders hadden me Gerridina genoemd. Zij vond dat echter zo verschrikkelijk dat ze zei: „Noem haar Gérardine. Mijn vader heeft toen alle kaartjes over laten drukken.

Een klein jaar is grootvader bij ons in huis geweest. Hij overleed in 1947. Hij had bij ons een aparte kamer. Toen opa op zijn sterfbed lag, had hij het steeds over zijn eerste kind. Het oudste dochtertje was overleden en mijn moeder, het derde kind, had haar namen gekregen. Blijkbaar kwam dat weer bij hem terug.”

Omdat dr. Hugo Visscher aan astmatische bronchitis leed, lag hij veel op bed. „Hij kwam in ieder geval nooit buiten. Ik heb altijd bewondering voor mijn ouders gehad want zij hadden een heel andere gedachtegang over Duitsland dan hij. Onze ouders hebben er nooit zo nadrukkelijk met ons over gepraat. De houding van mijn vader maakte indruk op ons. Het was tenslotte zijn schoonvader die in huis kwam. Binnenshuis is het meningsverschil nooit op de spits gedreven. Opa en oma zijn zonder inboedel gekomen. Die is in de oorlog weggebombardeerd. In de gang bij ons hing wel een foto van de ARP met zijn prortret erin. De man met de geuzenkop, stond eronder.”

Als mevrouw Von Meyenfeldt naar een foto van de jonge Visscher kijkt –hij heeft daarop ietwat lang haar– zegt ze: „Een wilskrachtig koppie, vind ik.” „Ik denk dat opa eigenzinnig was. Hij had een uitgesproken mening, waar hij meestal niet van af te brengen was. Ik denk dat-ie moeilijk door anderen was bij te schaven. Als kind merkte je daar echter weinig van. Met ons voerde hij in ieder geval geen diepzinnige gesprekken. Wij waren daarin ook niet geïnteresseerd. Opa moest voorlezen. Dat lérende had hij wel. Zat er een fout in je briefje, dan werd je erop gewezen. Opa en oma kwamen allebei uit een hardwerkend gezin. Grootvader moet wel een helder verstand hebben gehad. Hij was tenslotte hoogleraar in Utrecht. Hij ging er toch prat op dat zijn vader timmerman is geweest.”

Dadels
Dr. Hugo Visscher was gek op ossenstaartsoep. Toen de grootouders vijftig jaar getrouwd waren, aten ze dat. „Het was heel bijzondere soep. Van die heldere ossenstaartsoep.”

Als hij op bezoek kwam, bracht opa altijd dadels mee. Op een keer toen hij in Hongarije was geweest, gaf hij zijn kleindochter een pop in klederdracht. Daar is intussen niets meer van over. Een negerpopje in een bruinrood fluwelen jurkje zit nog steeds bij mevrouw Von Meyenfeldt in de vensterbank. De bijbehorende witte olifant waarop het negertje zat toen opa hem meebracht, is inmiddels vergaan. „En met sinterklaas kregen we een boek. Ik denk dat hij deed, zoals iedere grootvader doet.”

Voor het poëziealbum van de negenjarige „onze lieve Gerardine” toog opa op „19 October 1937” in Huis ter Heide zelfs persoonlijk aan het dichten.

Gij vraagt een woord, dat als een lichtende pijl
een weg u wijst naar 't levensheil.
Doch weet het, grootvader is zich bewust,
Dat de last van den ouderdom op hem rust.
De grijsheid leert naar wat voorbijging te schouwen,
Maar de jeugd wil te hoopvol op de toekomst soms bouwen.
Toch hebben jeugd en grijsaard gemeen,
Dat beiden verschijnen in het eeuwige alleen.
U wenkt nog het leven en het spiegelt u voor
Idealen van vreugde, die uw hart zich verkoor.
Mozes, de Godsman, profeteerde van smart en verdriet,
want al wat gij hoopt, schenkt het leven toch niet.
Maar als het nu donker soms wordt voor uw oog,
Hef dan uw hart stille met gebeden omhoog.
Verre woont Hij, hoog boven het sterrenkleed van den nachtelijken hemel,
Doch Hij doorwandelt ook de diepten met der zeeën gewemel.
Maar hoe hoog ook verheven, hoe heilig en groot,
Tot u dan buigt Hij Zich neder in al uwen nood.
Daarom kwam immers de Heiland, de eeuwige Zoon,
Klonk uit den hemel des Vaders machtige stem:
Deze is de Zoon mijner liefde – hoort Hem.

Uw grootvader
HVisscher


Dit is het derde artikel in een serie over ‘toonzetters’ in kerkelijk Nederland in de 20e eeuw.

Vorige aflevering:
• Tweede baken in een jong leven
• Niet gemoedelijk, wel bewogen