14 december 2000

IZB wil het Evangelie niet verdoezelen, maar vertalen naar moderne cultuur

Niet lonken naar wereld,
maar mens lokken

Prof. dr. A. van de Beek stelde vorige week op deze pagina dat de kerk ervoor moet waken de mens te veel centraal te stellen. Dr. P. J. Visser bleef nadat hij de uitspraken van Van de Beek had gehoord met veel fundamentele vragen zitten.

In radicale en rigoureuze bewoordingen stelde prof. dr. A. van de Beek op een symposium de jubileumuitgave van de IZB ”Uitgedaagd door de tijd” vorige week onder kritiek. De eindjes van het Evangelie en van de (post)moderne cultuur zouden te argeloos door de schrijvers van dit boek aan elkaar geknoopt worden. Met als gevolg dat de bekering in het gedrang komt. En vervangen wordt door de idee dat mensen vanuit de cultuur –met wat bijsturen vanuit het Evangelie uiteraard– zo het Koninkrijk Gods binnenwandelen.

Daartegenover stelt Van de Beek dat het Evangelie alleen dan verantwoord gecommuniceerd wordt wanneer mensen op een onomwonden manier geconfronteerd worden met de dood en de opstanding van Christus. Aan al hun „prietpraat, gevoelens, belevingen, culturen, cultuurtjes, maniertjes” hebben wij geen boodschap. Het enige wat wij hebben te doen is verkondigen „dat de mens een verloren zondaar is, die door Christus gered moet worden.” Wij moeten niet te veel pogingen doen deze boodschap aannemelijk te maken, want „de cultuur verdraagt zich niet met de verkondiging van Christus.” Juist als mensen bij het horen van het Evangelie zich een buitenstaander voelen, wordt aan het ”vreemde” van het Evangelie het meest recht gedaan.

Spijker
De vraag is nu: slaat Van de Beek hiermee de spijker op zijn kop of slaat hij de plank mis? Ik denk beide. En zal uitleggen waarom.

Het hartstochtelijke pleidooi dat dr. Van de Beek voert voor het onvervreemdbare ”vreemde Evangelie”, val ik van harte bij. Terecht wijst hij erop dat de kerk ervoor moet waken het op een akkoordje te gooien met de moderne mens, die de rede als oriëntatiepunt heeft, of met de postmoderne mens, die leeft bij de vrijblijvendheid van ”zoveel hoofden, zoveel zinnen”. Dan pleegt de kerk inderdaad verraad.

Het is zeker geen overbodige luxe om in deze tijd, waarin allerlei vormen van religieus beleven gerespecteerd worden als reële mogelijkheden iets met God of Jezus te hebben, ons met Paulus te herinneren dat ook (post)moderne mensen „verijdeld zijn geworden in hun overleggingen” en dat „hun onverstandig hart verduisterd is geworden” (Romeinen 1:21). Terecht benadrukt Van de Beek dat er een onoverbrugbare tegenstelling is tussen „Geest en vlees”; dat het kruis van Christus het oordeel impliceert over de totale mens; en dat men alleen christen wordt door met Christus te sterven en in Hem op te staan.

Het kan dan ook geen kwaad dat Van de Beek de IZB dat nog eens onomwonden op het hart gedrukt heeft. Tegelijk suggereert hij dat de scribenten van het jubileumboek deze brij te heet vinden en uit angst dat mensen hieraan hun tong branden daar wat omheen lopen. Wat soepeler met deze bijbelse noties omgaan. De noodzakelijke crisis rond het kruis van oordeel en genade afzwakken. En heidenen die ons lief zijn door de achterdeur binnenhalen.

Zo stellig als Van de Beek dit poneert, wijs ik dit van de hand. Klip en klaar antwoord ik: In deze forse beschuldiging herkennen wij ons niet. Met alle waardering voor Van de Beeks kritieke punt vraag ik me af door welke bril hij de verschillende bijdragen gelezen heeft. Is hier niet meer sprake van een vooroordeel –wellicht ingegeven door zijn voortdurende en terechte gevecht tegen allerlei relativerende theologie– dan van een eerlijk eindoordeel?

Plank mis
Van de Beek stelt dat wij in de kerk veel te vaak spreken over mensen, in meervoud, en veel te weinig over dé mens, zoals die getekend wordt in de Schrift. Zodat wij te veel rekening houden met al die verschillende mensen, de boodschap van het Evangelie voor iedereen op maat snijden, haar hiermee beknotten en de waarheid geweld aan doen. Dat is inderdaad iets om voor op je hoede te zijn. Want daarmee wordt noch God noch de mens gediend.

Tegelijk gaan wij én bijbels (de Bijbel is vol verhalen van mensen!) én missionair te kort door de bocht als wij de ander alleen benaderen als ”dé mens”, waar niks meer over én tegen te zeggen valt dan dat hij „een verloren zondaar is die gered moet worden door Christus.” Door de bocht zo kort te nemen vlieg je uit de bocht en veroorzaak je eerder ongelukken dan dat je tot bekering brengt. Willen wij de mens daadwerkelijk stellen onder de heilzame kritiek van het Evangelie dan kan dit alleen als wij de concrete mens met zijn „prietpraat, gevoelens, belevingen en maniertjes” leren kennen en doorzien. Natuurlijk moet de hele handel, zoals Van de Beek zegt, uiteindelijk in de ”vergaarbak wereld”. Maar dat moet die ander wel existentieel, in zijn eigen situatie, ontdekken. Zeg maar, persoonlijk en bevindelijk leren. Anders heeft hij er geen boodschap aan. En wordt er voor het richtende en reddende Evangelie geen plaats gemaakt.

Bovendien is niet alles ”prietpraat” wat de ander zegt. In zijn boek ”Gespannen liefde” geeft Van de Beek zelf aan dat God als Schepper altijd iets met mensen heeft en houdt (blz. 43, 44). Wij zullen dit op zijn minst serieus moeten nemen. Anders doen we én God én de ander tekort. Dit betekent niet dat we vervolgens vlotjes vanuit het verhaal van de ander naar het Verhaal van de Ander kunnen redeneren. Nee, want wat mensen hebben opgevangen van God, hebben zij altijd op de een of andere manier zó verwrongen dat zij „de waarheid veranderd hebben in leugen” (Romeinen 1:25). En daarom is er alleen een ”aanknopingspunt in de antithese” (Kraemer, Bavinck) en is de crisis van het kruis en een radicale bekering tot Hem die de Waarheid is, onontbeerlijk. Maar let wel: de woorden van ”zonde en genade” kunnen pas echt persoonlijk worden toegepast als dat concrete (religieuze) kleine verhaal echt wordt gehoord en tegen het licht van het grote Verhaal gehouden wordt.

Tot het uiterste
Hiermee is onze taak als getuigen van het Evangelie (en als IZB) gegeven. Willen wij het verlorene echt zoeken, dan zullen wij de lange weg moeten gaan van de herder, al verder soms van de vertrouwde stal, dwars door woestijn en struikgewas. En dat is geen hobby van een paar vooruitstrevende geesten. Hier raken we aan het hart van Christus, de grote Herder der schapen. Eerlijk gezegd mis ik in Van de Beeks benadering (let wel: in zijn benadering, niet in zijn persoon!) de herder die tot het uiterste gaat.

En ik ben beducht dat wij met Van de Beeks radicale aanzeggen van de waarheid het grote gevaar lopen als kerk een huurling te worden: je luistert, en zo niet, jammer dan! Het lijkt hem zelfs niet te deren dat wij met een slinkende kudde achterblijven. Ik begrijp dat Van de Beek geen groeiende kudde wil ten koste van de waarheid. Wij willen dat ook niet. Maar de waarheid van het kruis is meer dan een woord. Het is ook een werkelijkheid die geleefd wil worden. Zoals Christus aan het kruis ons in onze diepste verlorenheid heeft opgezocht en daaruit ophaalt, zo zijn wij geroepen op z'n minst een paar mijlen met de ander mee te lopen, om zijn verlorenheid op het spoor te komen en hem te leiden tot het kruis.

Deze intentie zit achter de openheid die de jubileumuitgave ”Uitgedaagd door de tijd” kenmerkt. Wij schamen ons daar niet voor. Omdat deze openheid niet is ingegeven door schaamte voor het ”vreemde Evangelie”, maar door de indringende belijdenis van Paulus: „Wee mij indien ik het evangelie niet verkondig...” ook in deze tijd, in onze (post)moderne cultuur. En al beseffen wij terdege dat het Evangelie, hoe je het ook wendt of keert, een ergernis en dwaasheid blijft, tegelijk zoeken wij net als Paulus op de Areopagus de boodschap in deze wereld zo verstaanbaar en herkenbaar te vertolken, dat het wonder van toen zich ook nu voltrekt: „Doch sommige mannen hingen hem aan en geloofden; onder welke was ook Dionysius, de Areopagiet(!), en een vrouw, met name Damaris, en anderen met dezelve.”

Beslissende vraag
Ik blijf mij afvragen hoe het mogelijk is dat Van de Beek zich zo radicaal tegen de cultuur opstelt en mensen zo rigoureus met de waarheid wil benaderen. Ik wil graag aannemen dat dit wortelt in een diepe bijbelse vroomheid. Tegelijk kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat het ook alles te maken heeft met Van de Beeks theologische opvattingen over schepping en verzoening. In zijn publicaties stelt Van de Beek (en nu ga ik even kort door de bocht) dat de schepping „van het begin af onvolkomen” is. Dat God in Christus „zowel Zijn eigen onvolkomenheid als de onze” op zich heeft genomen. En dat in Christus God en mens met ”elkaar” verzoend werden en „de wereld principieel gered is uit haar verlorenheid.” Biedt juiste deze theologische constructie (die ik bijbels-exegetisch niet meemaak!) hem niet de ruimte om de waarheid van Christus als een steen in de vijver van deze wereld te gooien, als een knuppel in het hoenderhok van deze cultuur?

Want laten we eerlijk zijn. Als God in Christus de hele wereld toch in principe al opgevangen heeft, dan kun je vrij onbekommerd mensen de waarheid zeggen. Dan hoef je je niet zo veel zorgen te maken of je hen al dan niet bereikt. Dan is er geen man overboord als de boodschap vandaag vervreemdend werkt. Is dit niet de consequentie van elk vooropgezet verkiezingsdenken, of het nu ultraorthodox of barthiaans is ingekleurd?

Wie echter –goed bijbels en gereformeerd– vasthoudt aan het feit dat mensen eeuwig verloren kunnen gaan, zoekt niet snel te lang een weg naar het hart. Met lonken naar de wereld heeft dit niets te maken, maar alles met lokken van mensen...

De auteur is hervormd predikant in Den Haag en was een van de redacteurs van het IZB-jubileumboek.

Eerdere berichtgeving:
Kerk houdt te veel rekening met mensen
(9 december 2000)

Kerk moet niet te veel lonken naar de mens
(7 december 2000)