Langzaam verdwijnt de Oost-Duitse garagecultuur
Achttien vierkante meter, afgesloten met een houten deur en onder een licht schuin aflopend dak van golfplaten. Door heel Oost-Duitsland tref je tussen woonblokken complete garagecomplexen aan met tientallen tot honderden garageboxen op een rij. Alleen al Leipzig telt 227 complexen.
Nu 32 jaar na de Duitse eenwording honderdduizenden pachtvergunningen dreigen te worden opgezegd, borrelt protest met een vleugje nostalgie omhoog.
De centrale locaties van de garages zijn gewild, nu ook in Oost-Duitse steden de woningproblematiek groter wordt. Als je niet beter zou weten, zou je er je schouders over ophalen. Wat is daar nu bijzonder aan? De buurt zou er misschien zelfs van opknappen als je die rommelig ogende bouwsels zou opruimen. Bovendien, een garage die ooit gebouwd is met de gedachte dat er een Trabant in zou moeten passen, daar heb je met je gloednieuwe auto toch weinig aan?
Toch redeneer je dan op de manier van een betweterige West-Duitser –een Besserwessi– en misken je de bijzondere status van wat onder deze schamele daken kon ontstaan. Deze op het eerste gezicht onooglijke bergplaatsen tussen de Plattenbau bleken veel meer te zijn dan een autostalling.
Als de houten deuren openzwaaiden, ontstond hier een soort tweede huiskamer. Hier konden mensen even iets meer zichzelf zijn dan op het werk. Je zou bijna kunnen zeggen dat hier een heel volk zich even wist af te zonderen van het leven in een Unrechtsstaat.
De eerste garages ontstonden vaak op eigen initiatief op puinvrij gemaakte terreinen aan de rand van nieuwe flatwijken, schrijft de Frankfurter Allgemeine Zeitung. Dit was uiteraard de plek om je Trabant of Wartburg het beste te kunnen beschermen, een auto waar je soms twaalf jaar op moest wachten en die geacht werd een leven lang mee te gaan. Geen geringe uitdaging voor een Trabant met een buitenkant gemaakt van duroplast, een kunststof van katoenvezels gedrenkt in fenolhars.
In het weekend stonden veel garagedeuren open en hoorde je de radio, vermengd met klusgeluiden. Daar waar het naar smeerolie rook, ontstond een bijzondere band tussen de garageburen. Hier sleutelden de trotse eigenaren zorgvuldig aan hun Diamant- of Mifa-fiets, Simson- of Schwalbe-brommer of Trabant- of Wartburg-auto. Doordat ze elkaar hadden geholpen bij de bouw van de garages, was het logisch dat ze elkaar ook steunden bij de reparatiewerkzaamheden.
Omdat je doorgaans niet zomaar reserveonderdelen kon krijgen, kon je hier spullen ruilen zoals een krukas voor winterbanden, of cilinderkoppakkingen voor exportbier of steaks, waardoor na het klussen gezellig samen werd gegrild. Hoewel iedereen zijn eigen garage had, heerste hier een gevoel van solidariteit.
Na de Duitse hereniging ging die saamhorigheid van tussen de garagedeuren langzaam verloren. Het was ineens een stuk makkelijker om aan reserveonderdelen te komen en de schappen van de supermarkt waren weer voller.
Met de groeiende woningnood kijken steden met een begerig oog naar de bouwgrond van de DDR-garages. Hoewel de garages steeds minder als sociale uitlaatklep dienen, snapt bijvoorbeeld het stadsbestuur van Leipzig dat het hiermee uiterst voorzichtig moet omgaan. Het zijn immers nog altijd sociale biotopen.