Bouw windturbines leidt tot bomenkap in Amazonewoud
De wereldwijde transitie naar schone windenergie heeft een paradoxale keerzijde: de stijgende vraag naar balsahout, nodig voor de bladen van windturbines, leidt tot illegale kap van deze bomen in het Amazonewoud. Dat heeft uiteenlopende gevolgen voor de biodiversiteit en de leefwijze van inheemse bevolkingsgroepen.
Het is 2020 wanneer de houthandelaren voor het eerst verschijnen in Kashap, een inheemse Achuar-gemeenschap diep in het Ecuadoraanse Amazonewoud. Ze zoeken balsa, een tropische boomsoort die gebruikt wordt voor de bouw van de bladen van windmolens. Gewapend met zakken vol dollarbiljetten vragen ze toestemming om de balsa’s van de gemeenschap te kappen.
Bewoner Gerardo Aij (38) hoeft niet lang na te denken. Maar liefst 12.000 dollar biedt de handelaar voor de bomen op de eilanden en langs de oevers van de Pastaza, de weidse rivier waaraan Kashap ligt. Dat is meer geld dan Aij ooit bij elkaar gezien heeft. Hij accepteert.
Aij ontvangt een voorschot van 700 dollar, waarna de handelaar begint met kappen. Geen balsaboom blijft overeind langs de rivier. Maar Aij zal de rest van het bedrag voor de gekapte bomen nooit ontvangen. De handelaar laadt het hout op motorboten en vertrekt met de noorderzon. „Hij is me duizenden dollars schuldig”, zegt Aij gelaten, terwijl hij zijn akker schoonmaakt met een machete.
Normaal gesproken komen deze balsa’s van plantages in het kustgebied van Ecuador, al meer dan een halve eeuw ’s werelds belangrijkste exporteur van balsahout. Het vederlichte en sterke hout wordt onder andere gebruikt voor het maken van surfplanken, muziekinstrumenten en modelvliegtuigen, en is een belangrijke component van de wieken van windturbines.
Maar eind 2019 stijgt de vraag naar het hout zo snel dat de plantages de vraag niet meer aankunnen. De oorzaak is de transitie naar schone energie: in 2020 en 2021 wordt wereldwijd een recordaantal windmolenparken uit de grond gestampt. Koploper is China, maar ook Europa en de VS zetten in op windenergie om hun klimaatdoelstellingen te halen. Naar verwachting zal die trend de komende jaren doorzetten: naast het terugdringen van CO2-uitstoot is de oorlog in Oekraïne een extra drijfveer om versneld over te schakelen op niet-fossiele energiebronnen.
Stormloop
Ook de prijzen voor het hout stijgen explosief. Om aan de vraag te kunnen voldoen, beginnen de handelaren de bomen in het wild te kappen. Wat ontstaat is een ware stormloop op balsa, een snelgroeiende boomsoort die in tropische ecosystemen een pioniersfunctie heeft: de boom koloniseert open plekken in het bos, aan rivieroevers en op eilanden, en faciliteert daarmee het herstel van het bos. De massale kap van deze bomen brengt het natuurlijke herstel van bosgebieden in gevaar, en verstoort de biodiversiteit, zeggen biologen.
En zo trekken de handelaren de Amazone in, op zoek naar balsa’s. Gedurende twee jaar kappen ze elke boom die ze tegenkomen. Eerst in de buurt van wegen, waar vervoer van de bomen het makkelijkst is. Wanneer ook daar geen balsa meer te vinden is, zetten ze de kap voort langs de rivieren in het Amazonewoud, in het territorium van de vele inheemse volken die de Amazone bewonen.
Daarbij gaan de ”balseros” veelal illegaal en bijna altijd immoreel te werk. Bijna elke inheemse gemeenschap kent gevallen van misleiding en roof zoals bij Aij in Kashap. „In het begin zag ik de komst van de balseros als een model voor economische ontwikkeling”, zegt Gilberto Nenquimo, president van de Waorani-nationaliteit in Ecuador. „Er was een pandemie en niemand kon een kant op, en de balseros boden een mogelijkheid om geld te verdienen.”
„Maar dat was een grote fout”, vervolgt Nenquimo, in zijn kantoorruimte in Amazonestad Puyo. „Het duurde niet lang voordat de balseros doorkregen dat de Waorani graag alcohol drinken en ze gingen die zwakte uitbuiten. Ze zeiden: „Weet je wat, ik geef je vijf gallons sterke drank en dozen vol bier, in ruil voor een halve vrachtwagen met balsa.””
En daarmee ontstonden ook sociale problemen, verzucht Nenquimo. „In plaats van geld te verdienen, ontvingen de mensen alcohol. Dat leidde tot conflicten en een toename van geweld binnen families. Mannen sloegen hun vrouwen en kinderen, en zochten ruzie met elkaar. En sommige vrouwen gingen ervandoor met de balseros, en lieten hun gezin achter.”
De Waorani’s zijn Ecuadors laatste inheemse volk dat in contact kwam met de westerse wereld, in de jaren 50. De 4000 Waorani’s bewonen ruim 800.000 hectare regenwoud, waarvan een deel beschermd natuurgebied is. Een klein deel van hen leeft nog zonder contact met de westerse wereld.
Ook de ecologische schade was groot, zegt Nenquimo. „Op een dag vloog ik over het territorium en zag overal ontboste stukken land, tot in het beschermde gebied van de niet-gecontacteerde Waorani. Ook zag ik ladingen afval, lege jerrycans van de brandstof voor boten en zaagmachines, plastic, olie in de rivieren. Een ramp.”
Hij besloot de kap te verbieden in zijn territorium. Dat leverde hem niet alleen bedreigingen van malafide balseros op, maar ook protesten van gemeenschapsleiders. „„Laat ons verkopen”, zeiden ze me, en dat is begrijpelijk, want de mensen hebben geld nodig, maar ze zien niet dat de balseros misbruik van ze maken.”
Exportbedrijven
Ook de Achuar-nationaliteit, met 87 gemeenschappen in een territorium van 680.000 hectare tropisch regenwoud, probeerde op een zeker moment de kap te verbieden. Lang hield dat niet stand: op een paar uitzonderingen na verkocht uiteindelijk elke gemeenschap balsa. In een jaar tijd zouden een geschatte 71.000 balsabomen uit het gebied van de Pastaza-rivier geveld worden, om te eindigen bij de exportbedrijven in het westen van Ecuador.
„Het is ons niet gelukt om de verkoop te stoppen. Daarom zoeken we nu naar alternatieven”, zegt Tito Vargas, econoom bij de Achuar Nationaliteit in Ecuador (NAE). De organisatie sloot daarom een overeenkomst voor de verkoop van het hout met Soluciones Estructurales Renovables Ecuador (SERE), een bedrijf dat een duurzamer productiemodel voor balsa wil invoeren in de Amazone.
„Het probleem is niet de balsa op zichzelf, maar de illegaliteit en criminaliteit die ermee gepaard gaan”, zegt Rodrigo Sierra, geograaf en onderzoeker en oprichter van SERE Ecuador. „Er bestaat geen enkele controle over wat er wordt uitgevoerd. Maar balsa is ook een bron van inkomsten voor mensen die dat hard nodig hebben. Dus in plaats van de kap te verbieden, kunnen we er beter voor zorgen dat de exploitatie op een verantwoordelijke en legale manier gebeurt.”
Duurzaam productiemodel
Bijna drie jaar na het begin van de ‘balsakoorts’ is de balsa verworden tot het nieuwe winstgewas van de Amazone. In alle gebieden die over de weg of de rivier bereikbaar zijn staan nu plantages met jonge balsabomen, veelal op de eerder ontboste stukken land, zo blijkt tijdens een reis door de Amazoneprovincie Pastaza.
Ook de bewoners van Kashap wachten koortsachtig op het moment dat ze hun balsa kunnen verkopen. De inmiddels terug gegroeide bomen staan nu niet alleen langs de rivieroevers, maar ook binnen hun gemeenschap, op de akkers van de drie families. Gerardo Aij laat trots zijn bomen zien, die hij met rode verf van nummers heeft voorzien.
Milton Tirado, afgevaardigde van SERE die op werkbezoek is in Kashap, keurt de bomen met een meetlint. „Pas wanneer een boom vier palmen dik is kan die gekapt worden”, demonstreert hij aan de bewoners, die het liefst vandaag al willen kappen. Anders dan de illegale balseros, die hun eigen personeel meenemen, belooft SERE om de inheemse gemeenschappen op te leiden in het kappen en verzagen van het hout, zodat ze meer verdienen aan hun balsa.
Maar de vraag is of een verantwoordelijk productiemodel realistisch is in een gebied waar controle van de overheid bijna geheel afwezig is. Tijdens onze reis over de Pastaza-rivier komen we verschillende kampementen tegen van balseros die de kap al zijn begonnen. Ook leidt de aanstaande kap tot nieuwe conflicten tussen de gemeenschappen, die erover ruziën aan wie de bomen op de eilanden en aan de oevers toebehoren.
Een ander probleem is de voedselzekerheid in de Amazonegemeenschappen, die leven van wat ze verbouwen op hun kleine akkers. Maar de meeste van die akkers staan nu vol met balsa. „Balsa gaat niet goed samen met andere gewassen. Cassave en banaan hebben zon nodig, en balsa’s geven veel schaduw”, zegt Julian Illanes, leider van Copataza, een gemeenschap die door haar ligging aan het einde van de weg aan de rivier de belangrijkste doorvoerhaven is voor het hout uit het Achuar-territorium.
„Balsa is nu gewas nummer één van de Achuars”, zegt Illanes. „Maar de bomen leveren pas na vier jaar iets op, en ondertussen verwaarlozen mensen hun moestuinen. Dat leidt onvermijdelijk tot een voedselcrisis.”
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (fondsbjp.nl).