Persoonlijk vindt Annelot Vijn van Het Utrechts Archief een oorkonde van bisschop Conrad uit 1094 een topstuk uit de collectie. Het document gaat over een schenking aan het kapittel van de kerk van Schoorl – de plaats waar Vijn opgroeide. Maar op de in paars fluweel gebonden Statenbijbel die op 17 september 1637 aan de Staten-Generaal werd overhandigd, is de archiefmedewerker minstens zo trots.
Het fluweel van de Statenbijbel is sleets geworden, maar de koperen sloten werken nog. Het boekwerk vertegenwoordigt een bijzonder moment uit de Nederlandse kerkgeschiedenis. „Deze Bijbel vertelt niet alleen veel over het verleden”, zegt Vijn. „Als je dit stuk in handen hebt, ervaar je wat de historicus Johan Huizinga historische sensatie noemde, de ervaring dat je de geschiedenis als het ware kunt voelen.”
De Bijbel ligt in het depot van Het Utrechts Archief aan de Alexander Numankade, waar het klimaat en het vochtgehalte zorgvuldig worden gereguleerd en de documenten veilig zijn opgeborgen.
De doorsnee Nederlander krijgt de Bijbel al lang niet meer in het echt te zien, of het moet op een tentoonstelling zijn. „De pagina’s zijn lang geleden al op microfilm gezet, zodat mensen ze op die manier konden bekijken”, zegt Vijn. „Sinds een aantal jaren is de hele Bijbel digitaal beschikbaar en gewoon thuis in te zien. De bladzijden zijn op hoge resolutie ingescand; daardoor is het mogelijk om elk detail uit te vergroten. Mensen kunnen op een bepaalde manier dichter bij het origineel komen dan voorheen mogelijk was. De beelden op de microfiches zijn minder scherp, maar hebben als voordeel dat ze er over 500 jaar nog steeds zijn. Dat is bij de digitale opnames niet het geval. In Duitsland schrijft de archiefwet daarom voor dat waardevolle documenten nog altijd op microfiches worden bewaard.”
Voor de Statenbijbel is veel belangstelling, zegt Vijn. „Zelfs het tv-jeugdprogramma Klokhuis heeft er enige tijd geleden aandacht aan besteed. Dat komt mede doordat de Statenbijbel in de geschiedeniscanon van Nederland is opgenomen. Museum Catharijneconvent in Utrecht heeft hem weleens in een expositie opgenomen, maar meestal ligt hij hier in het archief.”
Drukproeven
Bij de Statenbijbel horen nog wat andere bijzondere stukken. Het gaat om drukproeven waar met de hand allerlei wijzigingen zijn aangebracht die in de definitieve Bijbel zouden moeten worden doorgevoerd. Vijn slaat voorzichtig het deel met de vijf boeken van Mozes open, nadat koffie en koekjes uit de ruimte zijn verbannen. De archiefmedewerker draagt geen handschoenen. „Onze visie is dat bladeren met schone handen minder schadelijk is voor het papier dan het met handschoenen aanraken.”
Tussen de gedrukte pagina’s zijn telkens lege bladzijden gevoegd, wijst Vijn. „Daardoor was er ruimte om met de hand allerlei wijzigingsvoorstellen bij de tekst te noteren. Het is interessant om deze notities te vergelijken met de tekst van de uiteindelijke Statenbijbel. Wat is er overgenomen, en wat niet? In veel gevallen gaan de opmerkingen over de Kanttekeningen. Woorden en zinnen zijn doorgehaald en met de pen zijn aanpassingen genoteerd – op de lege bladzijden, maar ook in de tekst zelf. Je merkt dat er flink gediscussieerd is over de formuleringen.”
„Bij het Nieuwe Testament zie je ook dat de tekst soms iets anders geordend moest worden”, zegt Vijn, terwijl ze dat deel erbij pakt. „Opvallend is dat hier veel tekeningetjes in staan, er werd wat gedroedeld af en toe; letters als de D en de O zijn bijvoorbeeld met gezichtjes opgevuld, zoals op de titelpagina van de tweede brief van de apostel Johannes. Het zijn kleine grapjes die de vertalers zich veroorloofden.”
Steekproef
Een kleine steekproef maakt duidelijk dat de correctoren hun werk niet voor niets deden. Het Bijbelboek Mattheüs werd aanvankelijk afgesloten met de woorden ”Eynde des Boecks des Euangeliums Matthei”. Met drie penstreken is deze zin doorgehaald; eronder is als vervangende tekst genoteerd: ”Het eynde des heyligen Euangeliums na de beschrijvinge Matthei”. Deze formulering blijkt inderdaad in de uiteindelijke Statenbijbel te zijn overgenomen.
Opvallend is dat de tekst van de titelpagina pas in de drukproeven met de pen is geformuleerd: ”Biblia, dat is de gansche Heylige Schrifture vervattende alle de Canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments” enz. Nu eerst, Door last der Hoogh. Mog. Heeren Staten Generael van de Vereenighde Nederlanden, en volgens het Besluyt van de Synode Nationael, gehouden tot Dordrecht, in de Jaren 1618 ende 1619 Uyt de oorspronckelijcke talen in onse Nederlandtsche tale getrouwelijck overgeset.” Met als veelzeggend verschil dat de verwijzing naar de apocriefe boeken, die achterin de Statenbijbel werden opgenomen, uiteindelijk van de titelpagina is weggelaten. Kennelijk wilde men op die manier duidelijker het onderscheid tussen de canonieke en de apocriefe boeken aangeven.
Index
Bijzonder interessant vindt Vijn ook de handgeschreven index op het Oude en Nieuwe Testament. „Hierin zijn op alfabetische volgorde namen en uitdrukkingen met hun vindplaatsen vermeld. Als archivarissen zijn we ook nu druk bezig om bronnen toegankelijk te maken door namen en dergelijke te indexeren, zodat mensen gerichter in de stukken kunnen zoeken. Dit gebeurt handmatig, vaak door vrijwilligers, maar ook steeds meer met behulp van nieuwe artificial intelligence-technieken, zoals automatische handschriftherkenning. Ik vind de overeenkomst met ons werk heel interessant.
Deze index bevat overigens ook de lijst met drukfouten die in de eerste druk van de Statenvertaling werden aangetroffen. Ik vind het altijd grappig dat op de omslag de term ”fauten” wordt gehanteerd. De spelling lag toen nog niet vast, maar ik moet er wel om glimlachen.”
www.hetutrechtsarchief.nl