Kort na een alarmerend rapport over de humanitaire situatie in Tigray laaide woensdag de strijd in de Ethiopische regio weer op. Is er nog een weg uit het conflict en de honger?
”Tigray zal zegevieren!” Met dat statement sluit het Tigrese leger woensdag een verklaring af waarin ze melding maakt van een nieuw „grootschalig” militair offensief in de dissidente Ethiopische regio. De mededeling volgt op dagen vol geruchten over voorbereidingen voor een hernieuwde strijd door troepen uit de naburige regio Amhara en het Ethiopische regeringsleger.
De gevechten maken een einde aan een „humanitaire wapenstilstand” sinds maart. De strijd was toen al bijna anderhalf jaar gaande: in november 2020 startte premier Abiy Ahmed van Ethiopië een offensief in een poging het opstandige Tigray onder controle te krijgen. Later sloeg de strijd over naar de naburige regio’s Afar en Amhara.
De gevolgen van de slepende strijd schetste het VN-Wereldvoedselprogramma (WFP) eind vorige week in een alarmerend rapport. Bijna de helft van de bevolking van Tigray heeft volgens de VN-organisatie „ernstig” tekort aan voedsel. In Tigray, Afar en Amhara samen zijn 13 miljoen mensen aangewezen op voedselhulp, een toename van 44 procent sinds het vorige WFP-rapport uit januari.
Strategie
Het is niet zo dat de regio van alle hulp is verstoken. Sinds april kwamen er grote voedselkonvooien in Tigray aan, maar de distributie over de hele regio is een probleem. Er is een groot tekort aan brandstof: Tigray kreeg sinds april slechts 20 procent van de brandstof die alleen humanitair werkers al nodig hebben om hun werk goed te kunnen doen.
Verzwakking van de regio is voor het Ethiopische regime een deel van de oorlogsstrategie, denkt Ethiopië-analist William Davison van denktank International Crisis Group. Hij wijst erop dat de regio is afgesloten van de buitenwereld: zowel het bankverkeer als de communicatielijnen liggen plat. „De economie kan zich zo niet herstellen”, zegt hij telefonisch.
De Ethiopische regering zegt zo te willen voorkomen dat de oorlogsmachine in Tigray gevoed wordt. Waarnemers registreerden echter ook systematische vernieling van landbouwwerktuigen in Tigray en het stelen van zaden tijdens de voorbije twee jaar van oorlog. In combinatie met de verstoring van regulier zakelijk verkeer zorgen deze acties ervoor dat humanitaire transporten slechts druppels blijven op een gloeiende plaat. Miljoenen mensen zijn moeilijk te voeden met slechts voedselkonvooien.
Opheffing van deze restricties is daarom van primair belang, benadrukt Davison. De onwil aan regeringszijde dat te doen is één van de redenen dat de nieuwste bemiddelingspogingen van de Afrikaanse Unie moeizaam van de grond kwamen. De rebellen in Tigray eisten hervatting van het bankverkeer en de communicatielijnen voordat ze aan tafel wilden schuiven. Discussie was er ook over de vraag wie de bemiddelaar zou zijn. Davison: „Duidelijk is dat een heropleving van het geweld het vredesproces helemaal verstoort.”
Brandstof
Het grootste probleem is volgens de analist dat de grondoorzaken van het conflict nog nooit zijn aangepakt. „Internationale verbanden en belangrijke spelers als de Afrikaanse Unie, Kenia en de Verenigde Staten zullen zich nu eerst moeten richten op het stoppen van het geweld”, zegt hij. „Daarna moeten de echte kwesties op tafel komen.” Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de controle over West-Tigray, een gebied dat ook door Amhara wordt geclaimd, en de status van de Tigrayse troepen na een akkoord.
De nieuwe vijandelijkheden zijn voor de humanitaire situatie uiteraard funest. Een consequentie is bijvoorbeeld dat de toch al schaarse brandstof nu nodig is voor militaire doeleinden. WFP-chef David Beasley uitte donderdag in een tweet zijn woede over de „roof” door de autoriteiten in Tigray van 570.000 liter brandstof bedoeld voor voedseldistributieprogramma’s van WFP. Hij noemde de actie „schandelijk.” Volgens sommige berichten zou de brandstof in leen zijn gegeven aan WFP en er dus geen sprake zijn van diefstal, maar feit is dat de bevolking de dupe is.