Met dieren bezig zijn is dankbaar werk
Op zorgboerderij Eben-Haëzer in Nieuw-Lekkerland is iedereen hulpboer. „Niemand hoeft zich te bewijzen. Alle mensen die hier komen, jong en oud, hebben wat”, zegt mede-eigenaar Jasper Meerkerk (29).
Op de tuinbank naast de ingang staat een houten bak gevuld met potjes met aarde. Hier en daar steekt een bietenplantje z’n kopje boven het oppervlak uit. „Die zijn voor de moestuintjes”, vertelt Jasper, terwijl hij naar het stuk grond tussen de provinciale weg en het gebouw wijst. „Die hadden allang gespit moeten zijn, maar daar zijn we de afgelopen tijd nog niet aan toegekomen.”
Andere projecten hebben voorrang: de aanleg van een koeienpad en de bouw van een boerderijwinkel. „We doen alles samen met onze hulpboeren. Dus snel gaat het allemaal niet.”
Hard werken
Eben-Haëzer is een zorgboerderij, maar is ook gewoon een productiebedrijf, benadrukt Jasper. „We moeten hard werken om ons brood te verdienen. De hulpboeren dragen daaraan een steentje bij. Ik denk dat dat goed is voor hun gevoel van eigenwaarde. We hoeven nooit te zoeken naar werk. Op een boerderij is altijd wat te doen.”
De hulpboeren zijn ongeveer twee derde van de tijd bezig met boerderijwerk of andere klusjes. „We laten ze vaak zelf kiezen wat ze willen doen. Dat werkt motiverend”, weet Jasper. Met dieren bezig zijn is sowieso stimulerend. „Als je de kalfjes vers stro geeft, gaan ze daar gelijk in liggen. Dat maakt het dankbaar werk.”
Dagbesteding
Op de boerderij is het zes dagen in de week een gestadig komen en gaan van hulpboeren. Voor de een is het dagbesteding, een ander wordt na schooltijd een paar uur opgevangen, nog weer anderen komen regelmatig een nachtje slapen. „In totaal gaat het om ongeveer vijftig mensen”, schat Jasper. „De eersten komen op maandagmorgen, de laatsten vertrekken weer op zaterdagavond. Want de zondag houden we voor onszelf.”
De gasten op boerderij Eben-Haëzer zou je in twee groepen kunnen verdelen, vertelt Jasper. „Er komen hier kinderen met een beperking in de leeftijd van vier tot ongeveer zestien jaar. Vaak volgen ze overdag speciaal onderwijs. Ze zijn hier om hun ouders te ontlasten, maar ook om dingen te leren op sociaal vlak, zodat ze later een plek in de maatschappij in kunnen nemen.
De andere groep bestaat uit volwassenen met allerlei beperkingen die vaak nog thuis wonen. Voor hun ouders is dat zwaar. Doordat hun kinderen een aantal dagdelen of nachten per week bij ons zijn kunnen ze die zorg aan. Wij zijn voor deze groep een soort tussenstation. Uiteindelijk verhuizen deze cliënten vaak toch naar een woonvorm.”
Hoeveel hulpboeren er op de boerderij aanwezig zijn, varieert per dag. Op deze maandag is het rustig. Er staan voor de morgen en de middag vier namen op het digitale informatiebord in de gang. Die personen vertrekken aan het eind van de dag weer naar huis. Na schooltijd sluit er een scholier bij het gezelschap aan. Rond etenstijd worden er zeven nieuwe gasten verwacht. Zij blijven een nachtje op de boerderij logeren. Hoe verder de week vordert, hoe drukker het wordt. „We hebben in totaal veertien bedden. Die zijn op vrijdagavond meestal allemaal bezet.”
Sla en een gehaktbal
De activiteiten staan per dagdeel op het digibord vermeld. Ook wat er ’s avonds gegeten wordt is daar te lezen. Deze dag aardappels met sla en een gehaktbal. ’s Morgens hebben de hulpboeren bij het boerenwerk geholpen. Daaronder vallen bijvoorbeeld taken als de voergang in de stal aan kant maken (met behulp van een bladblazer) en de kalfjes van vers stro voorzien. ’s Middags staan er huishoudelijke klussen op het programma: aardappels schillen en bedden opmaken. Terwijl we in de huiskamer zitten te praten komt een van de hulpboeren binnenlopen met een poetslap in z’n handen. De vensterbanken krijgen een beurtje.
Certificaten
De hulpboeren mogen op de boerderij niet zomaar alles doen waar ze zin in hebben. Eerst moeten ze leren hoe ze iets aan moeten pakken of laten zien dat ze het kunnen. „Daar kunnen ze certificaten voor halen”, vertelt Jasper. In de schuur hangen die op een rijtje. Er zitten eenvoudige opdrachten bij, zoals bijvoorbeeld speelgoed opruimen en aardappels schillen.
Maar er zijn ook complexere taken. ”Trekkertje rijden” is misschien wel het meest ingewikkeld. „De een heeft dat zo door, een ander leert het nooit”, vertelt Jasper. „Een van de hulpboeren, een jongen met een autistische stoornis, kreeg dat maar niet voor elkaar.” Ook koeien halen is een lastige taak. „Daarvoor moet je met elkaar samenwerken. Dat oefenen we van tevoren.”
En waar moet je aan denken bij de taak ”roosters prikken”? „Dat heeft te maken met de eco-vloer in de stal. Die zorgt ervoor dat er minder ammoniak wordt uitgestoten. Maar de gaten in die vloer raken snel verstopt. De hulpboeren prikken die met een stok weer open.”
Geeft het geen scheve gezichten, dat de een meer mag dan de ander? „Dat is soms wel een ding, ja. Mijn ervaring is dat mensen met het syndroom van Down niet zo veel last hebben van jaloezie. Die leggen zich er gemakkelijk bij neer als je zegt dat iets niet kan. Bij jongeren met een autistische stoornis is dat ingewikkelder; die vinden het vaak lastiger om te accepteren dat ze iets niet mogen wat ze wel graag willen.”
Het is voor de begeleiders een kunst om dat in goede banen te leiden. „De ene hulpboer moet je afremmen, de andere moet je helpen om een beetje gas te geven”, vat Jasper samen. „Soms gaat het alleen maar langzamer als je gaat pushen.”
Knotwilgen
Een nog meer natuurinclusieve boerderij: dat is wat Jasper voor de komende jaren voor ogen staat. Eben-Haëzer doet bijvoorbeeld mee aan een project om meer bomen op het platteland te poten: langs de sloten zijn knotwilgen aangeplant.
Jasper: „Wat ook veranderd is: de koeien hebben tien jaar volledig op stal gestaan. Sinds vorig jaar staan ze weer een groot deel van het jaar in de wei.” Om ze de gang van het grasland naar de stal gemakkelijker te maken, wordt er gewerkt aan de aanleg van het eerdergenoemde koeienpad.
„We zijn verder overgeschakeld van alleen melkvee naar melk- en vleesvee. We houden de kalfjes –met een Belgisch blauwe vader– sinds een paar jaar aan. Het vlees gaan we verkopen in de boerderijwinkel.” Jasper laat zien waar die moet komen: voor in de schuur. De wanden en de vloeren zijn nu nog kaal, maar dat gaat binnenkort veranderen. „Op de open dag moet alles klaar zijn.”
De overstap naar vleesvee gaat weer hand in hand met de aanleg van plasdrasstroken ten behoeve van weidevogels. We lopen het weiland achter de boerderij in – een eindje. Het broedseizoen is begonnen, dus het is niet de bedoeling om vogels op te schrikken. Jasper wijst naar drassige stukken grond verderop, die met behulp van pompen op zonne-energie nat blijven. „Dat gras is voor melkkoeien niet geschikt. Maar vleesvee kun je het prima voorzetten.”