Herman Paul: Geloof en wetenschap geen vijanden
De manier waarop predikanten in hun preken de Schrift uitleggen, is niet zonder gevolgen voor jonge mensen, aldus prof. dr. H. Paul. „Kerk en geesteswetenschappen moeten elkaar niet beconcurreren, maar versterken.”
De hoogleraar geschiedenis van de geesteswetenschappen aan de Universiteit Leiden sprak vrijdagmorgen in De Aker in Putten tijdens de predikantencontio van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland. De –normaliter jaarlijkse– bijeenkomst was de eerste na januari 2020. Er waren vrijdag ongeveer 85 predikanten, iets minder dan gewoonlijk.
Prof. Paul zei dat het herhaaldelijk gebeurt dat jonge studenten uit de gereformeerde gezindte in tranen op zijn kamer zitten omdat ze zich geen raad weten met de kloof tussen geloof en wetenschap. Hij riep de predikanten ertoe op de wetenschappelijke vragen van deze tijd niet uit de weg te gaan. „Begin niet met het wantrouwen van de wetenschap. Dat kan voor toekomstige studenten desastreuze gevolgen hebben.”
Als voorbeeld noemde hij het historisch onderzoek naar het Evangelie van Markus. „Dat is niet per definitie gevaarlijk. Het gaat erom de Bijbeltekst in zijn complexiteit recht te doen. Het kan leiden tot het beter begrijpen van de tekst.”
Kopermijnbouw
Prof. Paul gaf ook een voorbeeld van recent kerkhistorisch onderzoek: ”Martin Luther”, een biografie van de Duitse kerkhervormer Luther, geschreven door de wetenschapper Lyndal Roper. Daarin stelt de schrijver dat Luther sterk gevormd was door het milieu van de kopermijnbouw waarin hij opgroeide en ook door genetisch bepaalde factoren. „Eigenwijsheid” zou bijvoorbeeld naar voren komen in het gesprek dat Luther met de rooms-katholieke theoloog Johannes Eck had. Volgens prof. Paul gaat het bij Roper meer om de vraag waar Luthers ideeën vandaan komen dan om de ideeën zelf. Het boek roept wel vragen op: „Ligt de sleutel tot het verstaan van Luther theologie in zijn jeugd in Mansfeld? Heeft zijn theologie te maken met de kopermijnen?”
Studenten geesteswetenschappen kunnen door zo’n boek in de war raken, aldus de hoogleraar. Er is hier volgens hem sprake van reductionisme. Hij wilde het boek van Roper niet eenzijdig noemen, maar „het is wel een voorbeeld van een tendens in de huidige historische wetenschap die leidt tot een eenzijdigheid van het vakgebied. Het is nodig dat andere kanten van de zaak ook belicht worden.”
Prof. Paul hoopt dat studenten dergelijke boeken onbevangen kunnen lezen. „Het is goed om aandacht te hebben voor allerlei aspecten van de Reformatie.” Tegelijkertijd riep hij op om ook oog te hebben voor de beperkte waarde dergelijke studies en om daarnaast andere (theologische en kerkhistorische) boeken te lezen, om onderscheid te kunnen maken.
De hoogleraar riep ook op om niet bang te zijn voor historici die Luther anders lezen. „Het kan een aansporing zijn om na te denken over de verhouding van Luthers leven tot zijn leer.”
Prof. Paul vroeg de predikanten om in hun preken niet te suggereren dat onderzoek van de Bijbel bedreigend is. Hij voegde er de opmerking aan toe dat toerusting nodig is.
Het idee dat geloof en geesteswetenschappen elkaars vijanden zijn, is volgens prof. Paul onjuist. „De kerk en de geesteswetenschappen kunnen elkaar goed aanvullen. De kerk kan dat doen door het menselijk handelen in verband te brengen met God. Dan beconcurreren ze elkaar niet, maar versterken ze elkaar.”
Heilige roeping
De tweedaagse contio werd donderdag geopend door ds. J. A. W. Verhoeven, voorzitter van de Bond. Die dag sprak dr. Hanna Rijken over de geschiedenis van de kerkmuziek. Dr. W. J. Dekker uit Amersfoort had het over zijn dissertatie over Jesaja 63.
Op vrijdagmorgen mediteerde tweede voorzitter ds. J. J. ten Brinke over Esther 4:14. Ds. Ten Brinke tot de predikanten: „Wie weet of u niet juist voor een tijd als deze tot een heilige roeping geroepen bent. Het is nu nodig om pal te staan voor het heilig Evangelie en trouw te zijn op de plek waar de Heere roept.”
Vrijdagmiddag refereerde prof. dr. J. Hoek. Onder de titel ”Kostbare en kwetsbare erfenis. Gereformeerde vroomheid in de 21e eeuw” benoemde hij elementen die het geestelijk leven vandaag vruchtbaar maken.
Zie ook pagina 38