De Spaanse Rooms-Katholieke Kerk is niet van plan seksueel misbruik van kinderen door geestelijken te onderzoeken. Dat is het standpunt dat de Spaanse bisschoppen altijd hardnekkig hebben verdedigd. Volgens de krant El País zou daar echter onlangs verandering in zijn gekomen.
Het Madrileense dagblad dicht zichzelf daarbij een sleutelrol toe. Begin deze maand overhandigde de krant het rapport van een eigen onderzoek naar pedofilie binnen de Spaanse kerk aan een medewerker van paus Franciscus en aan kardinaal Juan José Omella, voorzitter van de Spaanse bisschoppenconferentie. Op basis van dat rapport zou de kerk nu een „grootscheeps onderzoek” instellen naar seksueel misbruik van kinderen door 251 geestelijken. Collega’s van de Spaanse bisschoppen in onder meer Duitsland, Frankrijk en Ierland stelden al eerder diepgravende onderzoeken in waarbij tienduizenden gevallen aan het licht zijn gekomen.
Het is de vraag of de onderste steen werkelijk boven zal komen. De Spaanse dictator Franco en zijn nationaal-katholicistische regime mogen dan intussen bijna een halve eeuw achter ons liggen, de Rooms-Katholieke Kerk heeft in Spanje nog steeds erg veel macht. De Spaanse reactie op het rapport-Sauvé, waarbij onlangs 216.000 gevallen van pedofilie binnen de Franse kerk werden gedocumenteerd, spreekt wat dat betreft duidelijke taal.
„We zijn allemaal zondaren”, zei kardinaal Omella na de bekendmaking van het Franse rapport. Menigeen zag in deze woorden een relativering van zeer ernstige strafbare feiten. „Wie zonder zonden is, mag de eerste steen gooien”, vervolgde Omella. „Ik dank God ervoor dat we kennis hebben genomen van deze gevallen van misbruik.”
Daden
Deze dankbaarheid van de hoogste Spaanse bisschop vertaalt zich vooralsnog niet in daden. Anders dan in Frankrijk, waar de bisschoppenconferentie een onafhankelijke commissie van 22 experts in het leven riep om pedofiel misbruik binnen de kerk in heel Frankrijk te onderzoeken, zullen in Spanje de afzonderlijke bisdommen belast worden met een onderzoek naar klachten over misbruik in hun eigen gelederen. Van een overkoepelend en onafhankelijk onderzoek zal dus geen sprake zijn.
De voorzitter van de Spaanse bisschoppenconferentie zei dat hij „de pijn en het lijden” van de slachtoffers deelde. Hij sprak ook zijn „walging voor deze feiten” uit. Maar tegelijk eiste Omella dat het debat over pedofiel misbruik zich niet alleen zou beperken tot de Rooms-Katholieke Kerk. Bovendien maakte hij de indruk de schuld van het seksueel misbruik door geestelijken deels af te willen schuiven op de media. „Als ik zie hoe de televisie en de media soms aanzetten tot vrije seks, dan kunnen wij doen wat we willen”, zei hij. „De media verspreiden waarden tegen het respect voor de ander en tegen een menselijke seksualiteit. Dat helpt ons niet.”
Proactief
Vorige maand herhaalde woordvoerder Luis Argüello van de Spaanse bisschoppenconferentie nog eens dat de kerk zich „niet proactief” zou opstellen wat een onderzoek naar misbruik betreft. „Wij zijn niet ingesteld op statistische en sociologische onderzoeken”, zei hij. „Bovendien zijn er maar weinig gevallen.”
In april dit jaar erkende de Spaanse Rooms-Katholieke Kerk voor het eerst 220 gevallen van seksueel misbruik van kinderen door Spaanse geestelijken. Op basis daarvan stelde Argüello dat het probleem sinds 1950 slechts 0,8 procent van de Spaanse priesters raakt. Een groot probleem is echter dat berechting door de civiele rechtbank in de meeste gevallen onmogelijk is omdat de misdrijven verjaard zijn. De ervaring leert dat slachtoffers veel tijd nodig hebben om hun trauma en angst voldoende te overwinnen om een juridische confrontatie met hun misbruiker en de kerk aan te durven. Lichte vergrijpen verjaren als het slachtoffer 23 jaar is. Voor zware misdrijven is dat 38 jaar – twintig jaar na het bereiken van de meerderjarige leeftijd. Voor de Spaanse wet blijven zo de meeste van dit soort delicten straffeloos.
Tegengesproken
Slachtoffers vechten de officiële versie van de kerk aan. „Het is absoluut niet waar dat het aantal gevallen van pedofilie in de Spaanse Rooms-Katholieke Kerk slechts 0,8 procent van de pastoors betreft”, zegt Juan Cuatrecasas van de slachtoffervereniging Infacia Robada (gestolen kindertijd). „Veel slachtoffers hebben hun misbruik niet aangeklaagd. In Spanje zijn de cijfers vergelijkbaar met de Franse, zo niet hoger. Frankrijk heeft een traditie van openheid, terwijl de kerk in Spanje zich onkwetsbaar voelt. Slachtoffers zijn hier bang voor represailles.”
Cuatrecasas heeft dat zelf ondervonden. Zijn zoon van tien werd misbruikt op een school van Opus Dei in Bilbao. Toen hij en zijn vrouw de feiten aanklaagden, werd het gezin bedolven onder dreigementen. Uiteindelijk moest het gezin verhuizen naar een andere stad.
Meldingen
Het onderzoeksrapport van El País bevat gevallen uit de periode tussen 1943 en 2018. Het gaat in totaal om 602 van misbruik verdachte pastoors –waaronder 251 nieuw aan het licht gekomen gevallen– en meer dan 1200 slachtoffers. Het onderzoek is gebaseerd op meldingen aan een e-mailadres dat het dagblad drie jaar geleden opende voor slachtoffers. Alleen de getuigenissen van slachtoffers en ooggetuigen zelf werden in het onderzoek opgenomen. Waarschijnlijk is het werkelijke aantal slachtoffers volgens de krant veel hoger, aangezien in de meeste gevallen gesproken wordt van pedofielen die tientallen kinderen misbruikten. Misbruik was vaak een „publiek geheim”.
Onlangs werd een gezamenlijk onderzoek gepresenteerd van drie universiteiten in Catalonië en Baskenland onder slachtoffers van pedofilie binnen de kerk. De resultaten waren schokkend. In twee derde van de gevallen was het misbruik „chronisch”, dat wil zeggen dat het zich herhaalde gedurende drie tot acht jaar. Gemiddeld waren de kinderen 12 jaar toen het misbruik begon. Het idee dat deze praktijken zich doorgaans beperken tot aanraking bleek niet te kloppen. In 42 procent van de gevallen was sprake van penetratie. Twee van de drie daders waren priesters.
De gevolgen voor de kinderen bleken blijvend en ernstig: angsten en depressies, problemen op het gebied van gezin en seksualiteit, slapeloosheid en voedingsstoornissen. Bovendien hadden de meeste slachtoffers voorheen ook al fysieke mishandeling ondergaan, waren gehandicapt of verkeerden in een situatie van sociale uitsluiting. „De geestelijken waren zich ervan bewust dat het ging om zeer kwetsbare kinderen zonder bescherming”, concludeerde onderzoeker Noemí Pereda. „Dat verschafte de daders straffeloosheid.”