Behoud Hoogaars heeft wind mee
Het is gezellig druk in het nieuwe botenverblijf aan de Vlissingse Binnenhaven. Vrijwilligers knutselen aan twee historische schepen, een derde wacht nog op zijn restauratie.
Het is relatief snel gegaan met het varend museum van Stichting Behoud Hoogaars (SBH). Het ging van een veredeld houthok met een handjevol vrijwilligers en één schip in 1990, naar een comfortabele loods met negen vaartuigen nu. SBH heeft duidelijk wind mee. Drie grote houten schepen en vier kleinere liggen klaar voor onderhoud en renovatie. De andere twee liggen nog in het water, in Veere en Arnemuiden.
„De drie initiatiefnemers van de stichting wilden in 1990, bij de oprichting, vooral de nog bestaande hoogaarzen documenteren”, vertelt bestuurslid Hans Kole. Hun voornemen werd echter achterhaald door de actualiteit. „De YE36, een oude mosselhoogaars, kwam te koop. Het schip werd door de toenmalige eigenaar gebruikt voor pleziervaart, maar aan boord was geen enkele accommodatie. Het alternatief was sloop. Het bestuur bekostigde de aankoop in eerste instantie uit eigen middelen.”
Het initiatief haalde de pers en schudde de provinciale politiek wakker, met als gevolg dat de piepjonge SBH toen (en nog steeds) gebruik kon maken van een financiële bijdrage uit de Zeeuwse cultuurpot. Het varend museum was geboren. Echter, met een minimum aan financiële middelen en werkruimte om de handen daadwerkelijk uit de mouwen te kunnen steken.
„De eerste jaren heeft de YE36 op veel plekken gelegen en hebben we een zwervend bestaan geleid”, vervolgt Kole. „Eerst hadden we onderdak in een veredeld houthok in Middelburg, later op de historische werf in Arnemuiden. Maar daar was niets overdekt en konden we ’s winters moeizaam onderhoud plegen. En zomers varen we. Dat is noodzakelijk voor de inkomsten van de stichting.”
Oude timmerfabriek
Een tijdelijk onderkomen werd gevonden in de oude timmerfabriek in Vlissingen, eigendom van scheepsbouwer De Schelde. Van 2013-2019 volgde een koude, tochtige fabriekshal er vlakbij; eigendom van de gemeente. Maar door de geplande herinrichting van het gebied was ook dat slechts een tijdelijke oplossing.
„Met een commissie van vijf mensen hebben we naar een andere oplossing gezocht op Walcheren”, vertelt vrijwilliger Mart Sturm. „Dat moest wel een plek zijn aan of bij het water, om de schepen makkelijk in de winterstalling te kunnen krijgen. Uiteindelijk zijn we hier aan de Binnenhaven terecht gekomen. De plek valt binnen het ontwikkelingsgebied van de gemeente. In 2019 is het contract getekend en in januari 2020 zijn we gestart met de bouw van een scheepswerf, een stalen loods van 35 bij 20 meter, met een hoogste punt van 8,5 meter. Vorige winter konden we er voor het eerst in met schepen die in onderhoud moesten. De officiële opening was afgelopen oktober. Dat hebben we een paar keer moeten uitstellen vanwege de coronamaatregelen.”
Ondertussen groeide ook de historische vloot langzaam maar gestaag. „Na 1953 verdwenen in onze provincie veel kleine en oude havens, dus ook de oude boten”, vertelt Kole. „De naam hoogaars was in 1990 nauwelijks nog bekend in Zeeland. Daar kwam verandering in nadat de SBH actief werd en we gingen varen.”
Jachthoogaars
Na de ”Andries Jacob” YE36 werd in 1997 de jachthoogaars Alcyon gekocht. „Dat schip is in 1928 als zeiljacht voor een havenbaron gebouwd om daarmee wedstrijden te varen. De Belgische eigenaren benaderden ons omdat zij de rekening van de restauratie van het schip niet konden betalen. Als wij die factuur zouden overnemen, mochten we het schip hebben. Bij de werf konden we nog wat van de prijs afdingen en dankzij een provinciale bijdrage hebben we het schip toen aangeschaft. In december 1999 startte de restauratie en op 16 juni 2001 ging ze geheel gerenoveerd weer te water.”
In 1996 was de TH49 met de naam ”De Drie Gebroeders” al aangeschaft. Deze hengst uit 1908, gebouwd in Zeeuws-Vlaanderen, viste lange tijd op mosselen in de Westerschelde. Daarna kwam het in verschillende handen. De voorlaatste eigenaars, twee Duitse platbodemliefhebbers, verkochten de TH49 in 1996 aan de stichting. Inmiddels was het schip flink aangetast door houtrot. In 2003 werd gestart met een grondige restauratie. Dat meerjarenproject duurde tot 2006. De boot werd volledig teruggebracht in de historische visserijcontext.
Na de aanschaf van nog wat kleinere bijboten, de Boreas (bouwjaar 1900) en de Luctor et Emergo (bouwjaar 1902), ligt nu de meest recente aanwinst in de loods te wachten op een grondige aanpak: de Windroos, een hoogaars uit 1926. Ook die is oorspronkelijk gebouwd als wedstrijdboot. „De eigenaren kregen het niet verkocht. Daarom kregen wij het in mei dit jaar geschonken gekregen. Aan de buitenkant zag het schip er nog goed uit, maar nadat we het leeg hadden gehaald bleek het hout op veel plekken vermolmd te zijn. We zijn nu bezig met een plan van aanpak. De restauratie gaat vermoedelijk 400.000 euro kosten. Zo’n ingrijpende renovatie is ondanks regulier onderhoud ongeveer eenmaal in de drie decennia nodig. Vissersschepen werden vroeger in dertig jaar afgeschreven. Dan waren ze helemaal op.”
Zeventigplussers
Om die vier ton te kunnen bekostigen zullen meerdere fonds aangeboord moeten worden, vermoeden Kole en Sturm. Ondertussen staan vrijwilligers te popelen om naast het reguliere onderhoud van het varend materieel, aan de slag te gaan met het nieuwe project. En hoewel de stichting bepaald niet te klagen heeft over belangstelling –„We hebben zo’n 120 vrijwilligers”– maakt het bestuur zich toch wat zorgen over de toekomst. „Het zijn voornamelijk zeventigplussers die hier aan de slag gaan. We zoeken nog jongeren die ook het vak willen leren. Maar eigenlijk is iedereen welkom. We zijn net een bedrijf met een groot aantal verschillende functies.”
Het complete maatschappelijk spectrum is in ieder geval vertegenwoordigd. „We hebben oud-vissers, marinemensen en anderen die actief zijn geweest op het water, maar ook timmerlui en leraren. Zo’nveertig tot vijftig mensen zijn bezig met herstel en restauratie. Dat gebeurt onder verantwoordelijkheid van een bootsman, die zijn eigen team aanstuurt. Daarnaast hebben we specialisten die aan de slag gaan op alle schepen. We vragen vrijwilligers of ze zich minimaal één à twee dagen in de week willen inzetten voor de stichting. Iedere vorm van publiciteit zorgt weer voor een nieuwe stroom aan vrijwilligers. Na de officiële opening van de werf hebben zich acht nieuwe mensen aangemeld. De loods is drie dagen in de week open. Iedereen is welkom om te komen kijken.”
Verhuur
Exploitatie en werkzaamheden kosten de SBH jaarlijks zo’n 100.000 euro. Dat geld wordt binnengehaald via de 700 donateurs, subsidie van de provincie maar vooral ook door de verhuur van de schepen, ook voor langere periodes. Sinds drie jaar wordt er daarom ook samengewerkt met het museum in Veere. Die zorgt voor passagiers op de hoogaarzen.
Verder zijn er plannen om een andere inkomstenbron aan te boren: het onderwijs. „We proberen hier een praktijkopleiding tot timmerman te realiseren, in samenwerking met een vmbo-school. Nu al komen er regelmatig vakdocenten kijken.”