Ook met rolstoel en hulphond is uitje in Zwolle leuk
Een digitale tour door de monumentale Sassenpoort, afvoerputten die op precies dezelfde hoogte liggen als de straatstenen en mindervalidentoiletten bij de fietsenstallingen. Zwolle won donderdag de aanmoedigingsprijs voor meest toegankelijke gemeente. Volkomen terecht, vindt rolstoelgebruiker Libby Buhrmann. Op verkenning in het stadscentrum van de Hanzestad.
Geconcentreerd stuurt Buhrmann haar rolstoel –grijze banden, lichtblauw frame– over de stoep van ”Ristorante Michelangelo”. Hulphond Butler drentelt naast haar. De kop van de viervoeter hangt wat naar beneden, het gele hesje van Buhrmanns steun en toeverlaat maant voorbijgangers haar niet af te leiden.
Een verkeerd geparkeerde fiets, een handvol rieten stoelen en een zwarte parasolvoet versperren Buhrmann de doorgang. „Dit wordt lastig”, constateert de Zwolse, nadat ze met een wiel van haar rolstoel blijft steken achter een van de terrasstoelen. Butler doet nog een poging de rieten gevaartes aan de kant te duwen, maar zelfs voor haar zijn ze te zwaar. Meer mankracht is nodig. „Straks voor de zekerheid de stoep maar af, de weg op”, zegt de dertiger, terwijl ze haar rolstoel naar de eerstvolgende afrit van het trottoir stuurt.
Buhrmann –geboren in Limburg, maar tien jaar geleden voor de liefde verhuisd naar de Overijsselse hoofdstad– zit sinds drie jaar volledig in een rolstoel, vertelt ze, terwijl ze koers zet naar het Betlehemkerkplein. Ze heeft het Ehlers-Danlossyndroom. „Mijn gewrichten schieten heel snel uit de kom. Met hulp kan ik staan en een paar stappen zetten, maar dat vraagt heel veel energie. Als ik een klein stukje zou lopen, kost het mij drie dagen om daarvan bij te komen. Nu ik fulltime in een rolstoel zit, houd ik nog tijd en puf over voor leuke dingen.”
Lift
De Zwolse rijdt de Schoutenstraat door en daar verschijnt de Sassenpoort in beeld. De zon laat haar stralen gul vallen op de eeuwenoude trots van de stad. Dat Zwolle deze week de aanmoedigingsprijs won in de wedstrijd ”Meest toegankelijke gemeente van Nederland” heeft alles te maken met deze 15e-eeuwse stadspoort, legt Buhrmann uit (Zie ”Aanmoedigingsprijs mooie erkenning”). „Met mijn rolstoel is het voor mij onmogelijk om naar de eerste verdieping van zo’n monumentaal bouwwerk te gaan”, zegt Buhrmann. „Alles is krap en hobbelig. En last but not least: de Sassenpoort heeft geen lift.”
Toch is ook voor haar een kijkje in de stadspoort mogelijk. Weliswaar virtueel, maar dat mag de pret niet drukken. „Voor bezoekers met een fysieke beperking heeft de gemeente een digitale tour gemaakt”, legt Buhrmann uit. „Erg leuk. Je doet een speciale bril op, en dan kun je vanuit je rolstoel zien wat je op de eerste verdieping kunt bekijken. Zo’n initiatief laat zien dat de gemeente het belangrijk vindt dat mensen met een fysieke beperking volwaardig kunnen meedoen.”
Schoenen
Intussen krijgt Butler een collega-viervoeter in het oog. „Nu is het oppassen geblazen”, grapt Buhrmann, terwijl ze haar hond een snoepje geeft. Tien seconden fel geblaf en Butler is weer rustig. De hond is voor haar onmisbaar, legt Buhrmann uit. „Ze helpt mij uit mijn stoel, kan mijn schoenen uitdoen en raapt dingen op die ik laat vallen. Dat ontlast mij enorm.”
Vanaf de Sassenpoort stuurt Buhrmann haar rolstoel richting het centrum. Zwolle is een oude stad en dat maakt het qua toegankelijkheid lastig, zegt Buhrmann. „Eeuwenoud en rolstoelvriendelijk verenigen zich niet zo met elkaar. De belangen wringen. In zo’n monumentaal bouwwerk als de Sassenpoort kun je niet even een lift zetten. En in de binnenstad liggen overal keien. Voor mij verre van ideaal. Ik hobbel bijna m’n stoel uit. Maar die stenen passen wel bij het karakter van de stad.”
Voetpedaal
Sinds drie jaar is Buhrmann actief voor Toegankelijk Zwolle, een belangengroep die zich inzet voor een zo toegankelijk mogelijke stad. „Ik bezoek bijvoorbeeld musea om te kijken waar het voor rolstoelgebruikers wringt”, zegt de dertiger. Meestal gaat het dan om kleine dingen. „Regelmatig staat er bijvoorbeeld een prullenbak met voetpedaal in het toilet. Daar kan ik niks mee. En wat ik bijvoorbeeld ook vervelend vind, is als ik in plaats van de hoofdingang de zijingang moet nemen. Natuurlijk ben ik allang blij dat ik naar binnen kan, maar via zo’n zijingang voelt toch wat tweederangs.”
Tijdens de rit naar het Rodetorenplein schuiven wolken voor de zon. Buhrmann sjort haar sjaal verder omhoog. Fietsers razen voorbij. Zwolle is een echte fietsstad, zegt de dertiger. „Dat is mooi, maar het nadeel is dat overal fietsen worden geparkeerd. Dat is voor mij lastig, want die versperren de doorgang.”
Tegelijkertijd probeert de gemeente er alles aan te doen om dat te voorkomen, zegt Buhrmann, terwijl ze wijst naar de fietsenstalling tegenover de Mediamarkt. Geconcentreerd rijdt ze het terrein op; de fietsen staan netjes in het gelid. Bij een grijs gebouw aan de zijkant van de stalling houdt Buhrmann halt. „Dit is een mindervalidentoilet”, legt de dertiger uit. „Zwolle heeft daarvan drie stuks. Ideaal. En ze zijn ook nog eens 24/7 open.”
Butler kapt de uitleg van zijn bazin vroegtijdig af. Ze heeft een zwart met witte kat in het vizier en slaat aan. „Mensen laat ze met rust. Dieren niet”, zegt Buhrmann lachend. Ze neemt Butler mee naar de overkant van de straat, naast de bushalte. „Hier heb je van die grijze, geribbelde tegels”, wijst de dertiger. „Ideaal voor mensen die slechtziend zijn.” Een blauw met witte tegel maant voorbijgangers hun fiets ergens anders te parkeren. „Het gebeurt best vaak dat hier fietsen staan”, zegt Buhrmann. „Door zo’n tegel in de straat te leggen probeert de gemeente dat te voorkomen. Zulke dingen geven een signaal af: we houden hier rekening met elkaar.”
Barrière
Terug naar het centrum, de Melkmarkt op. Het plein is gevuld met terrassen. „Uit eten gaan is vaak lastig”, zegt Buhrmann. Ze wijst naar de entree van een Chinees restaurant. Drie treden vormen een grote barrière. „In plaats van traptreden kan je als eigenaar natuurlijk ook een rijplaat neerleggen”, zegt Buhrmann. „Dat scheelt alweer een hoop.”
Vijftig meter verder prijst een Vietnamees zijn verse loempia’s aan. Aan de achterkant van de kraam ligt een kabel. „Ik kom hier met gemak overheen”, zegt Buhrmann. „Maar als je blind bent, is zoiets wel echt lastig.”
Een kabel op straat, een steile drempel, een pinautomaat die te hoog hangt: toegankelijkheid zit hem vaak in kleine dingen, zegt de Zwolse. „De afvoerputten liggen hier bijvoorbeeld overal op gelijke hoogte met de stenen. Ideaal. In andere steden komt het voor dat die lager liggen dan het wegoppervlak. Nu ben ik wel een avontuurlijk rolstoelgebruiker, dus ik durf daar gerust overheen te rijden. Maar het is weleens gebeurd dat ik daardoor voor- of achterover kieperde.”
Dat publieke plekken toegankelijk zijn voor iedereen, vindt de Zwolse „superbelangrijk.” „Beperkt voel ik me meestal niet. De wielen van de rolstoel zijn mijn benen. Maar als ik bijvoorbeeld in een museum ben en er is geen lift, dan voel ik me wel beperkt. Want dan kunnen anderen dingen die ik niet kan en ben ik anders dan de rest. En dat is naar.”