Rafelige kerk heeft liefde en milde blik nodig
Klein en kwetsbaar zijn de hervormde gemeenten van Ilpendam en Watergang. Toch is overleven niet de belangrijkste drive, zegt hun predikant, ds. J. P. Ouwehand.
Vanaf de drukke ringweg rond Amsterdam is het maar tien minuten rijden naar de twee verstilde Noord-Hollandse lintdorpen, doorkruist met brede sloten. Voor elk huis in Watergang ligt wel een bootje of een kano. Insecten dansen vlak boven het donkere wateroppervlak. Er dreigt deze avond onweer.
Hier, aan de smalste dorpsstraat van Nederland, staat de hervormde kerk van Watergang. Ouderling-kerkrentmeester Klaas Barneveld (38) steekt de sleutel in het slot. Hij heeft zijn werkschoenen nog aan, komt rechtstreeks van zijn werk in de bouw. Aan avondeten denkt hij straks wel, wuift hij. De gemeenten in Watergang en Ilpendam zijn klein, maar de harde kern verzet veel werk. Barneveld is ook actief in het jeugdwerk. Toen de kerk een verbouwing onderging, tikte hij honderden ruitjes uit de gevel.
De twee gemeenten, wier leden uit de wijde omtrek komen, doen niets zonder elkaar, vertelt Dick Roele (76) uit Ilpendam. Samen bekostigen ze ook een predikant. In november verwelkomden ze ds. Ouwehand, voorheen directeur van de GZB (Gereformeerde Zendingsbond). Gedrieën voeren ze deze avond het gesprek: Barneveld, ds. Ouwehand en Roele, die als ouderling heel wat ambtstermijnen vol maakte en nu actief is als bezoekbroeder.
De mannen herkennen het beeld dat het land boven het IJ –op een aantal kleine enclaves na– volstrekt seculier is. „Het behoort tot de meest geseculariseerde gebieden van Nederland”, zegt ds. Ouwehand. „Elke kerk in Nederland heeft wel een rafelrand, waarbij niet duidelijk is wie wel en wie niet bij de gemeenschap horen. In Noord-Holland is die rafelrand groter en vager dan elders.” In Ilpendam en Watergang is het geen uitzondering dat een gemeentelid die zich betrokken voelt bij de kerk nooit uit de Bijbel leest of onregelmatig de kerkdiensten bezoekt.
„Een beetje los-vast”, typeert Barneveld. „Mensen willen er wel bij horen, maar zelf bepalen wanneer ze wel en niet komen.”
Roele: „Dan zeg ik weleens tegen een van mijn kinderen: Lieverd, waar is je Bijbel en waarom kom je niet naar de kerk? Je kunt toch niet alleen op teksten of op Hour of Power leven?”
Ds. Ouwehand: „Mensen vinden het vaak moeilijk om iets van het geloof te verwoorden. Dat kan te maken hebben met de omgeving. Hardop bidden is ook niet altijd gebruikelijk.”
Roele: „We zingen ”Lees je Bijbel, bid elke dag”, maar we willen niet elke keer in de kerk zitten.”
„Wel is in beide gemeenten een vaste kern”, merkt Barneveld op.
Ds. Ouwehand: „Een groeiend probleem is de verminderende betrokkenheid van ouderen. Dat heeft misschien ook te maken met het feit dat hun kinderen niet meer gaan. Grootouders voelen de druk om mee te doen als de familie op zondag bij elkaar komt. Als opa en oma de enigen zijn die nog iets in stand willen houden, legt dat een enorme last op hun schouders. Ze kunnen bijna niet meer geloven dat het Evangelie waar is, want wat zegt dat dan over hun kleinkind? Deze groep verkeert dus in grote geestelijke nood.”
’s Zondags bezoeken gewoonlijk zo’n tachtig à negentig mensen één van beide kerkdiensten. De predikant schat dat zo’n 150 van de 200 gemeenteleden „in ruime zin” kerkelijk meelevend is. In de wijde omtrek zijn geen christelijke scholen te vinden. Barnevelds kinderen gaan naar een oecumenische school in Edam. Catechisanten zijn op hun school de enige christen. Ds. Ouwehand: „Ik vroeg: „Wie worstelt er weleens met de vraag of God bestaat als je het lijden in deze wereld ziet?” Niemand. Nee, want God is niet een thema in het leven van alledag. Als je op een reformatorische school zit, de jeugdclub bezoekt en christelijke vrienden hebt, ontstaan zulke vragen. Hier missen we die dynamiek.” Zonder samenspel tussen school, kerk en gezin, blijkt het lastiger om een antenne te ontwikkelen voor de geestelijke werkelijkheid, concluderen de ambtsdragers.
De vrijzinnigheid heerst in deze regio. Tot verdriet van de enkeling die vast wil houden aan Bijbelgetrouwe prediking. „Wij thuis”, zegt Roele, „vochten vroeger voor die ruimte. Jarenlang hadden we een predikant die tegen de vrijzinnigheid aan zat. Dan kwam mijn vader bokkend uit de kerk. Tijdens de koffie haalde hij verhaal. Dit deugde niet en dat deugde niet. „Jan”, zei mijn moeder dan, „je bent er wél geweest.” We lieten de kerk niet los. Moeder was een vechter. Dat werd ons meegegeven.”
Ds. Ouwehand: „Zo’n achterhoedegevecht heeft iets sympathieks, maar ook iets lastigs. Heb je de juiste houding als je net zo lang doordrukt tot je wint? Dan houd je het misschien wel vol, maar je krijgt niemand mee. De atmosfeer wordt niet christelijker, als je vecht.”
Het gesprek raakt aan een voor de predikant aangelegen punt, aan iets waar hij veel over nadenkt sinds hij vorig jaar in Ilpendam kwam wonen. Het draait om de vraag wat een goede manier is om de kerk op te bouwen. Voorzichtig formulerend: „Het is niet onze opdracht om de kerk in stand te houden. Het is onze opdracht om nu, op dit moment, kerk te zijn. God vraagt ons niet of het er over veertig jaar allemaal nog is, maar wat wij gedaan hebben om nu onze roeping zichtbaar te maken. Je moet oppassen om al het kerkenwerk in te kaderen in overlevingsstrategieën.”
Barneveld: „Je doet veel moeite om mensen in beweging te krijgen, maar soms werkt dat averechts.”
Ds. Ouwehand: „Het geloof gaat over hoe wij tegenover God staan en tegenover elkaar. Dát moet in de kerk zichtbaar worden. Elkaar te veel sturen, te veel regeren, werkt niet. En hier al helemaal niet. Er is geen enkele maatschappelijke druk om te blijven.”
De niet-kerkelijke inwoners in beide dorpen zijn compleet onbekend met wat de gemeenten doen. Aversie tegen de kerk komt daarom simpelweg niet voor in Ilpendam en Watergang. Welwillendheid des te meer. Het idee is nu dat de kerkelijke gemeente inwoners huis-aan-huis uitnodigt om de kerk te komen bekijken en daarbij te vertellen wat er in het gebouw gebeurt. Hoe laagdrempeliger, hoe beter.
Eenzaamheid
Predikanten met jonge gezinnen nemen niet graag een beroep aan naar gebieden waar geen christelijke scholen zijn. Die tendens is ook merkbaar in Ilpendam en Watergang. Voorafgaand aan de komst van ds. Ouwehand kregen de kerkenraden tientallen keren een ”nee” te verwerken. „In een redelijk vrijzinnige omgeving ben je gauw eenzaam”, zegt ds. Ouwehand. „Maar het kan ook heel erg meevallen.”
Roele herkent dat. „Die eenzaamheid heb ik al die jaren gevoeld. Soms zei tegen mijn vrouw: We stoppen ermee, voortaan gaan we naar de Noorderkerk in Amsterdam. Maar dan herinnerde ze mij aan mijn moeder en haar opdracht.”
Ook ds. Ouwehand weifelde sterk, toen de Noord-Hollandse gemeenten hem vroegen om een beroep in overweging te nemen. Na aanvankelijke terughoudendheid kwam er toch een gesprek. Het beroep dat volgde, heeft hij serieus overwogen. „Ik moet het niet doen, dacht ik, en ik zei nee. Maar toen er daarna andere beroepen loskwamen, dacht ik: als ik die aanneem, blijf ik me mijn hele leven afvragen of ik toch niet naar Ilpendam en Watergang had gemoeten. Zo is het gegaan.”
Speelde de context van deze regio mee? Ds. Ouwehand: „Na al die jaren ken ik mezelf een beetje. Als ik ergens ben, wil ik graag ook breder in de kerk betrokken zijn. En dan zit je hier toch wat aan de rand, als eenling. De gemeente vond ik klein en kwetsbaar. Ik vroeg me af of ik wel de juiste man ben, ook qua identiteit.
Tijdens de kennismakingsavond vroeg iemand: „Dominee, als we tijdens een uitzending naar u kijken, zien we alleen maar psalmen op het bord staan. Doet u dat altijd zo?” Ik wist natuurlijk dat de gemeenten hier een bredere identiteit hebben. Jouw manier van doen, jouw traditie hoeft niet altijd de juiste manier te zijn voor een bepaalde plek. „Volgens mij pas ik hier niet”, zei ik, „maar ik wil graag komen dienen.”
Roele, glimlachend: „Als ik mijn oor te luisteren leg –bij jongeren en ouderen– past het.”
Ds. Ouwehand: „In de gemeente van Christus drijft de liefde ons. Ik zou het fantastisch vinden als we niet naar die rafelrand kijken met een oordeel, maar met mededogen en met oog voor spijtoptanten. In de hoop dat God meer kan doen, ook als ik er niet meer ben. Hij is geduldiger dan ik. Dat helpt om in deze situatie het hoofd boven water te houden.”
Serie Kerk boven het IJ
In deze serie haalt de kerkredactie kerkelijke gemeenten in Noord-Holland voor het voetlicht. Vandaag het slot.