Blinkend metaal in Zilverstad

Het is niet alles goud wat er blinkt. Het kan namelijk ook zilver zijn. In zilverstad Schoonhoven weten ze daar alles van en bij het Nederlands Zilvermuseum al helemaal. Daar bevindt zich het geheim van de smid.

Gert Janssen
11 June 2021 11:29
beeld Vidiphoto
beeld Vidiphoto

Het is stil op de plek waar normaal gesproken verzamelaars of nieuwsgierige zilverkunstliefhebbers zich voor de tientallen vitrines verlustigen aan de schatten achter glas. Vanwege de coronarestricties heeft ook het museum zich knarsetandend moeten neerleggen bij tijdelijke sluiting. En dat terwijl publiek prima coronaproof langs historisch en modern zilverwerk in het voormalige kazernegebouw kan wandelen, vindt museumdirecteur Marcel Teheux.

Het museum telt 6,5 fte en 65 vrijwilligers. Ook die laatsten zijn onmisbaar, benadrukt communicatieadviseur Ingeborg Dijkman. De duizenden zilveren objecten moeten namelijk driemaal per jaar gepoetst worden. En dat is een vak apart vanwege de kwetsbaarheid ervan. „Naarmate er in de omgeving meer mest uitgereden wordt, moet er ook vaker gepoetst worden. Zelfs het zilver in de vitrines wordt erdoor aangetast.”

Bezoekers duizelt het van de enorme hoeveelheid kleine en grotere zilveren voorwerpen die tentoongesteld worden en die allemaal hun eigen historie en waarde hebben. „Wat hier staat, zijn alleen Nederlandse kunst- en gebruiksvoorwerpen vanaf de 15e eeuw.”

Het museum heeft een lange geschiedenis en is ontstaan uit een fusie tussen het Museum en Archief Tijdmeetkunde (1901) in Amsterdam en het Nederlands Waarborgmuseum (1938) in Utrecht. Met de nieuwe naam, Nederlands Goud-, Zilver- en Klokkenmuseum, gaat het in 1953 de historie in. Een kwart eeuw later verhuist de complete collectie naar Schoonhoven, waarna in 2010 de naam verandert in Nederlands Zilvermuseum. De collectie klokken verdwijnt dan. In 2013 wordt bovendien een zilversmederij toegevoegd. Een zestal beginnende zilversmeden heeft daar een atelier en toont er zijn ambachtswerk aan het publiek.

Geurdoosjes

„Zilver werd in Nederland vooral populair in de 16e eeuw”, vertelt Dijkman. „Het edelmetaal was ruim voorhanden en vooral in bezit van de rijken. Bekend zijn de geur- en snuifdoosjes. Mensen droegen die bij zich. Nederland telde toen heel wat zilversmeden, met name in Amsterdam. Zilver als grondstof kwam indertijd vooral uit mijnen in Oostenrijk en Duitsland. Tegenwoordig wordt het vooral gedolven in Mexico en Peru.

Zilveren gebruiksvoorwerpen zijn lange tijd erg populair geweest: bestek en munten. In de jaren zeventig van de vorige eeuw veranderde dat door de opkomst van andere grondstoffen. Minder vraag betekende ook dat de waarde van het zilver sterk afnam. En nog steeds worden er in ons land nauwelijks nog zilveren gebruiksvoorwerpen als vazen, schalen en kandelaars gemaakt. Het ambacht is nu vooral gericht op het vervaardigen van kunstvoorwerpen.”

Schoonhoven zou geen zilverstad kunnen zijn zonder opleidingsinstituut. Het museum werkt daarmee samen. De mbo-instelling leidt studenten echter niet alleen op tot zilversmid. De onderwijsinstelling levert vooral edelsmeden af. „Het is de oudste en enige opleiding in dit vakgebied in ons land.”

Basisvaardigheden

Een echte vakman moet aan een aantal basisvaardigheden voldoen, legt oud-docent en edelsmid Huub Rogier (67) uit. Op steenworpafstand runt hij samen met compagnon Gabri Schumacher het atelier Artis Causa (omwille van de kunst). Ruim 22 jaar zorgde Rogier voor nieuwe aanwas van Nederlandse edelsmeden. „Je moet geduld, een fijne motoriek, mechanisch inzicht en esthetisch gevoel hebben. Maar in principe valt alles te leren. Verschil tussen goud- en zilversmeden zit ’m vooral in de bewerking. Een goudsmid monteert vanuit goud- en zilverplaat en -draad vooral sieraden. Zilversmeden maken meestal grotere ruimtelijke kunstvoorwerpen, met behulp van hamertechnieken.”

Toegenomen belangstelling

Louter zilversmeden zijn er nauwelijks meer in ons land. „Hooguit nog een tiental. De meeste leerlingen die een vakopleiding hebben gehad, vestigen zich als juwelier, met inkoop, handel en reparatie. Toen ik afscheid nam bij de school was er juist sprake van een toegenomen belangstelling voor de opleiding. Je ziet de laatste tijd ook een groeiende interesse voor zilveren, vooral antieke, objecten bij musea en verzamelaars.”

Het basismateriaal voor zilversmeden is vooral afkomstig van andere zilveren voorwerpen en niet van nieuw gedolven erts. „Recyclen hebben wij uitgevonden”, grapt de Schoonhovense sierradenmaker. Op dit moment werkt hij aan een zilveren drankfles die uit plaatzilver, volledig met de hand, tot een rond voorwerp geklopt wordt. Tienduizenden tikken met een speciale hamer zijn daarvoor nodig. De hardheid van het materiaal is evenredig aan het aantal klopbewegingen. Het wordt een kunstwerk dat minstens 10.000 euro moet gaan kosten. „Dat is vooral arbeidsloon. Materiaalkosten vallen daarbij in het niet.”

Wat dat betreft is er een enorm verschil tussen de goud- en zilverprijs. Terwijl zilver op dit moment rond de 700 euro per kilo kost, is dezelfde hoeveelheid goud vele malen kostbaarder: bijna 50.000 euro.

Ciborium

Rogier heeft behalve met zijn kunstvoorwerpen vooral naam gemaakt met het restaureren van avondmaalstellen en het vervaardigen van zilveren gebruiksartikelen voor het koninklijk huis. Een spraakmakend restauratieproject dat hij zojuist heeft afgerond, is het 2.10 meter hoge ciborium dat geëxposeerd staat in het Zilvermuseum en in bruikleen is van de Stichting Broederschap Gouda Kevelaer. Drie jaar is hij daarmee bezig geweest. „Vroeger werd er vaak kwik gebruikt bij het vergulden van zilveren onderdelen: het zogenaamde vuurvergulden. Er blijft dan een residu kwik achter in het oppervlak. Tijdens solderen/verhitten van deze onderdelen kan dit kwik alsnog uitdampen. Ik was bang dat dit ook het geval zou zijn bij dit katholieke kunstwerk. Gelukkig was daar geen sprake van.”

Een ciborium is een altaaroverkapping in de vorm van een baldakijn die op vier zuilen rust. In het midden staat een zilveren sculptuur van de maagd Maria, waaraan door de Rooms-Katholieke Kerk wonderbaarlijke genezingen werden toegeschreven. Vanaf 1897 werd het daarom door de Goudse broederschap meegedragen in processies naar Kevelaer. Het gevaarte weegt ongeveer 40 kilo en werd indertijd door vier man meegezeuld. Nog steeds is onduidelijk hoe dit pronkstuk de oorlog heeft overleefd en niet als oorlogsbuit naar nazi-Duitsland is verdwenen.

Tijdens de restauratie bleek dat het niet uit verzilverd messing, maar vrijwel helemaal uit zilver bestond. Het beeld is vervaardigd door de vermaarde zilversmid Nicolaas Logher (1825-1906), die daarbij zeldzame technieken toepaste. Maria draagt een kostbare gouden broche met robijn en echte diamanten. De totale waarde van het ciborium bleek daardoor veel hoger dan gedacht.

Hansje- in-de-kelder

Een ander topstuk van het museum is de zilveren drinkschaal of tazza: ”Hansje-in-de-kelder”. In de 17e eeuw gebruikte men dergelijke bekers om de komst van een kindje aan te kondigen. De beker ontleent zijn naam aan een klein, zilveren kinderfiguurtje –Hansje–, dat verborgen zit in een zilveren bol in de bodem van de kelk. Bij het volschenken van de beker, stijgt het vloeistofniveau en gaat het zilveren bolletje in het midden open. Via een klepje verschijnt Hansje als symbool van het ongeboren kind. De aanstaande vader schonk de beker vol met wijn, vermengd met kaneel en suiker. Samen met vrienden en familie dronken de aanstaande ouders dan op de gezondheid van moeder en kind en een probleemloze bevalling. De beker is al ruim 300 jaar familiebezit en sinds 1991 in bruikleen bij het museum. Wanneer er binnen de familie van de bruikleengever iemand in verwachting is, wordt de beker nog steeds gebruikt.

Om het museum aantrekkelijk te maken en te houden zorgt de directie regelmatig voor wisselexposities, zoals nu van zilverkunstenaar Jan van Nouhuys en het Schoonhovense duo Dubbelop. „We hebben duizenden interessante zilveren objecten, waarvan een groot deel in depot. Voor tentoonstellingen putten we vaak uit deze voorraad”, vertelt Dijkman. Minstens zo boeiend is de collectie bestek met daarin onder meer een spork. „Dat is een combinatie van lepel en vork en een van de oudste stukken eetgerei.”

Bezoekers

Buiten coronatijd krijgt het zilvermuseum jaarlijks zo’n 23.000 bezoekers over de vloer. „Opmerkelijk veel gasten uit de Randstad”, vertelt de pr-manager. „Vorige zomer zagen we bijvoorbeeld veel gezinnen, om de speurtocht en stadwandeling te doen. De gemiddelde bezoeker is 55+ en vrouw. Grootouders met kleinkinderen vormen een minstens zo belangrijke doelgroep. „Opa’s gaan vooral met hun kleinkinderen in de zilverwerkplaats aan de slag. Daar mogen ze zelf sieraden maken van aluminium. Oma’s doen dan nog een extra rondje langs de vitrines.” Wie na een bezoek door zilverkoorts bevangen wordt, kan zich inschrijven voor een workshop, zoals juwelen maken met fijn zilverdraad.

Eenmaal buiten ben je overigens nog steeds niet los van het Schoonhovens zilver: metalen tegels in de trottoirs tonen de plekken waar ooit edelsmeden hun bedrijf hadden. „Die werden niet oud. Zo raakten ze regelmatig ledematen kwijt tijdens het zagen. En ook het gebruik van kwik maakte hun ambacht tot een gevaarlijk beroep. Tegenwoordig kun je een zilversmid vooral herkennen aan zijn zwarte vingers…”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer