Boerenvoorvrouw Caroline van der Plas is strijdbaar maar geen streber
Opkomen voor boer en platteland. Met dat doel nam Caroline van der Plas (53) –opvallende verschijning in stoer, zwart leren jasje– op 18 maart haar zetel in de Tweede Kamer in. Al snel ontdekte de struise inwoner van Deventer nóg een actiepunt dat uitstekend bleek te passen bij haar BoerBurgerBeweging: het opschudden van de politieke cultuur. „Waarom doen we aan het Binnenhof zó ingewikkeld? Mensen, dit kan toch allemaal veel efficiënter?”
Daar zat ze dan opeens, op een woensdag, ruim twee maanden geleden, in een kamer aan het Binnenhof. Uitgenodigd door toenmalig Kamervoorzitter Khadija Arib. „Midden tussen al die bekende jongens en meisjes: Mark Rutte, Lilian Marijnissen, Gert-Jan Segers.” Alsof het de normaalste zaak van de wereld was.
Tja, waarom niet? Ook zij, Caroline van der Plas, had met haar BoerBurgerBeweging (BBB) een Kamerzetel behaald. En dus waren Arib en de anderen ook geïnteresseerd in háár mening over de kabinetsformatie.
De ontvangst in het Kamergebouw viel Van der Plas mee. „Het Kamerpersoneel is geweldig. Ze helpen je bij alles, leggen regels uit, wijzen je voorzieningen. Niets is ze te veel. Onlangs zei er één: „Mijn ouders zijn echte fans van u. Als u op tv bent, kijken ze altijd.” Ik zeg: „Doe ze de groeten van me.” Dat vond hij dan weer prachtig.”
Wat de politieke hectiek betreft, viel Van der Plas met haar neus in de boter. Debatten over de notitie van Ollongren, over openbaar gemaakte notulen van de ministerraad; Van der Plas deed er, net als de andere nieuwelingen, meteen lustig aan mee. „Over een nieuwe bestuurscultuur hadden wij nog weinig nagedacht. Dat thema kwam pas tijdens en na de verkiezingen opzetten. Eigenlijk past het heel goed bij de ideeën en het karakter van BBB. Wij willen aan de vorming van zo’n nieuwe bestuurscultuur graag bijdragen.”
Waaruit zou uw bijdrage kunnen bestaan?
„Regelmatig verbaas ik me erover hoe het hier toegaat. Jarenlang klaagt de Kamer dat zij door het kabinet over belangrijke besluiten te laat wordt geïnformeerd, namelijk pas nadat de media erover zijn ingelicht. En die praktijk gaat maar door, ook bij de Catshuisoverleggen over het Covid-19-beleid. Dus stelde ik voor om een appgroep te maken van kabinets- en Kamerleden, zodat we ’s zondags meteen zouden weten wat het kabinet besloten heeft. Die motie werd verworpen. Werd lacherig over gedaan. Ik snap dat niet! Als je een probleem signaleert, zoek je toch een pragmatische oplossing?”
Zo zijn er meer vreemde dingen, vindt de fractievoorzitter van BBB. „Dat een motie altijd moet eindigen met: en gaat over tot de orde van de dag. Ik sprak er met Vera Bergkamp over. „Ja”, zei ze, „dan gaat iedereen zijn eigen tekst maken; de één eindigt zijn motie met ”Hoezee”, de ander met ”Leve de republiek”.” Ach, denk ik dan, hoe erg is dat? Wát gaat er dan fout? Daar krijg ik dan geen antwoord op.”
Waar komt dat non-conformistische bij u vandaan?
„Het zat er altijd wel een beetje in. Misschien doordat ik de jongste in het gezin was en het enige meisje. Dat maakte dat ik me, vond ik, voortdurend moest laten horen. Zo van: hallo, ik ben er ook nog. Mijn oudste broer mocht alles: uitgaan en zo. Ík niet, want ík was een meisje. Vond ik nergens op slaan. Ja, ik was een ver-schrik-ke-lij-ke puber. Oh mama! Sorry, sorry!
Over de havo deed ik acht jaar. School vond ik in die tijd totaal onbelangrijk. Terwijl in mijn familie de code gold dat je in je leven iets moest bereiken. Maar ik had dat type prestatiedrang niet. Ik ben strijdbaar, geen streber. Als jij vuilnisman wilt worden en dat leuk vindt, is dat toch prima? Waarom moet het dan dokter of advocaat zijn?”
Uw moeder is een Ierse…
„Mijn vader kreeg op zijn 15e een Ierse penvriendin. Toen zij op haar 19e een keer in Nederland was –ze was stewardess bij de Ierse vliegmaatschappij Aer Lingus–, ontmoetten ze elkaar voor het eerst. Mijn vader haalde haar met de fiets op bij Den Haag Centraal. Beiden hadden ze op dat moment een vaste relatie. Die maakten ze uit en ze gingen samen verder. Best een romantisch verhaal. En vandaar mijn op z’n Engels uitgesproken voornaam.”
Speelde religie in uw ouderlijk gezin een rol?
Resoluut: „Ja, ja, ja. Ik ben katholiek opgevoed. Mijn moeder is katholiek en mijn vader kwam ook uit een katholiek gezin, van negen kinderen. Zijn oudste broer was pastoor. Ik ging naar een katholieke school en we waren actief in de kerk.
Zelf heb ik echter weinig meer met het geloof. Volgens mij gaat het er in het leven niet om of je naar de kerk gaat, maar of je een goed leven leidt. Of er een God is? Of er een hemel bestaat? Ik twijfel daaraan.
Mijn twee zoons heb ik niet laten dopen. Dat vond mijn moeder destijds verschrikkelijk. Eerst al het feit dat ik niet gehuwd was toen ik mijn eerste kind kreeg. Dat was natuurlijk al een dingetje. Toen kwam dit er nog overheen. Ik snap dat ook wel een beetje. Het idee in de kerk was dat als je kind ongedoopt stierf, het dan in het voorgeborchte belandde. Zelf zie ik zulke dingen als bangmakerij. Hoe kan zo’n onschuldig kind nu níét in de hemel komen? Daar snapte ik niks van.”
Hoe werd u als stadsmeisje een belangenbehartiger van boeren?
„Stapsgewijs. Al jong, op mijn tiende of elfde, wilde ik journalist worden, geïnspireerd door het werk van mijn vader. Die was sportverslaggever. Vaak ging ik op zondag met hem mee, de sportvelden langs. Ik was ook goed in taal.
Nee, naar de school voor journalistiek ben ik nooit geweest. Vond mijn vader niks. Hij zei: „De stagiaires van die school kennen maar één boek uit hun hoofd: het cao-boek.”
Via hem rolde ik in het vak. Eerst bij Deventer Post, een huis-aan-huisblad. Daarna verder. Ik ben gaan schrijven voor weekblad Nieuwe Oogst, deed later de communicatie voor de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV). Weer later werd ik chef-redacteur bij Agrio Uitgeverij B.V. Zodoende raakte ik steeds meer gegrepen door het boerenleven en het platteland. Er ging een wereld voor me open. Ik leerde er veel. Over waarom boeren een bepaald soort voer gebruiken, waarom ze in welke periode het land bemesten, en ga zo maar door.”
Wat spreekt u zo aan in de agrarische sector?
„De nuchterheid van de mensen die er werken. Die poten-in-de-kleimentaliteit, die past gewoon heel goed bij wie ik ben. Bovendien werd ik geraakt door het onrecht dat boeren al jarenlang wordt aangedaan. Vooral door de activiteiten van clubs als Milieudefensie, Wakker Dier, Varkens in Nood, de Partij voor de Dieren. Die zetten boeren voortdurend in een negatief daglicht. En verspreiden leugens.”
Zoals?
„Dan noemen ze het snel weghalen van het kalfje bij de koe dierenbeulerij. Maar dat is het niet! Natuurlijk gebeurt dat omdat er melk geleverd moet worden, maar het heeft ook allerlei voordelen, zoals dat je het kalf individuele zorg kunt geven. Boeren afschilderen als gifspuiters en dierenbeulen doet hun groot onrecht. Als een boer een zieke koe na lange tijd weg moet doen, doet hem dat gewoon pijn en verdriet.
Ik wind me erover op dat men deze mensen steeds maar belastert, foute informatie verspreidt en misbruik maakt van de emotie van onwetende bakfietsmoeders van, zeg maar, de Amsterdamse Prinsengracht. Besef wel dat boeren en hun gezinnen hier echt last van hebben. Kinderen die van een klasgenootje te horen krijgen: „Jouw vader vermoordt dieren. Het hele menselijke gaat eraf.”
Zij zeggen: We komen slechts op voor dieren, die zelf geen stem hebben. Waarom zouden activisten bewúst het beeld van de boer als dierenbeul willen neerzetten?
„Geloof me – de echte, extreme veganisten willen maar één ding: de wereld plantaardig maken. Ik ken mensen die daar openlijk voor uitkomen. Die zeggen: „Weet je, het maakt ons niet uit hoe lang het duurt, al is het honderd jaar, maar volgende generaties zullen alleen nog plantaardig voedsel gebruiken.” Dat is hun ultieme doel.”
In het parlement is de PvdD uw tegenpool. Toch lijkt die partij voor u tevens een voorbeeld.
„Wat zij goed hebben gedaan, is als kleine partij, als one-issuebeweging, de politieke agenda beïnvloeden. Ze hebben zichzelf heel knap op de kaart gezet. En mijn idee is: dat kunnen wij ook.
Boeren hebben veel te lang gedacht: Al die kritiek? Laat maar, niet op reageren. Alles wat je aandacht geeft, groeit. Ik zei altijd: je moet wel reageren. En je moet proactief met je eigen verhaal komen. Anders sta je, voor je het weet, op 10-0 achterstand. Dan wordt de wedstrijd al gespeeld terwijl jij nog niet eens op het veld staat.
Vandaar dat we halverwege 2019, net voor de tijd van de grote boerenprotesten op het Malieveld, de BBB hebben opgericht, waarmee we vervolgens deelnamen aan de verkiezingen.”
Dat heeft uw man niet meer meegemaakt.
„Helaas niet. Hij is in september 2019 overleden aan alvleesklierkanker, een verschrikkelijke ziekte. Hij is maar heel kort ziek geweest. Zijn overlijden was voor mij een zware slag. Van mijn plan om de Kamer in te willen, heeft hij nog wel geweten. Dan zei hij: „Oh Lien, alsjeblieft, waar begin je aan? Wat haal je je op de hals?” Maar hij was tegelijk trots op wat ik deed en bereikte.”
Zijn overlijden maakte niet dat u besloot gas terug te nemen?
„Nee. Ieder verwerkt zijn verdriet op zijn eigen wijze, hè. Ik stond kort na de crematie alweer tussen de trekkers op het Malieveld. Ik wilde erbij zijn. Dat is mijn manier om ermee om te gaan: bezig blijven met positieve dingen waar ik energie uit haal. Een ander heeft misschien binnen een halfjaar weer een nieuwe partner. Je moet doen waar je je gelukkig bij voelt.”
U richt zich met BBB op de landbouw en het platteland. In de Kamer moet u over veel meer onderwerpen stemmen. Zoals over abortus of hulp bij zelfdoding. Hoe doet u dat? Uw verkiezingsprogramma meldde daar niets over.
„Medische ethiek is niet iets waarmee wij ons profileren. Maar we houden ons er ook niet afzijdig van. Dat kan ook niet. Toen we hierover tijdens de campagne vragen kregen van de makers van stemwijzers, moesten we over deze kwesties een standpunt innemen. Die hebben we toegevoegd aan ons programma.”
Wat vindt u van de klaar-met-levenwet van D66?
„Nou ja, wij zijn daar wel voor. Niemand heeft er zelf om gevraagd om geboren te worden; zou je dan alsjeblieft wél zelf mogen beslissen of je niet meer verder wilt leven? Natuurlijk mag het niet zo zijn dat iemand die een beetje in een dip zit, zomaar geholpen wordt met zelfdoding. Zo’n wet moet zorgvuldig worden opgezet.
Maar de mogelijkheid moet er wel komen, vinden wij. Kijk, mijn moeder is nu 83. Eén broer van mij is al overleden. Stel dat ze ook mij nog verliest en met mijn andere broer geen contact meer zou hebben. Mag ze dan over een jaar of vijf, ook al is ze nog hartstikke fit, niet zeggen dat ze niet meer wil? Weet je, misschien moet ze dan nóg wel twaalf jaar. Ik denk dan: zoiets kun je zo iemand niet aandoen.”
Uw achterban komt grotendeels van het platteland en is, in elk geval deels, conservatief. We kunnen ons voorstellen dat hierover onder uw kiezers verschil van mening bestaat.
„Als dat voor iemand een principiële zaak is en hij hierom afhaakt, kan ik dat best begrijpen. Zelf heb ik enkele jaren terug mijn CDA-lidmaatschap opgezegd, omdat die partij niet meer stond voor de belangen van de landbouw. Dat was voor míj een principieel punt.
Verder denk ik dat er veel gereformeerden zijn voor wie de klaar-met-levenwet niet zo’n heet hangijzer is. Of die zeggen: Nou ja, op dít punt ben ik het niet met BBB eens, maar ik vind de hoofdlijn van hun programma belangrijker.”
Een ander thema waarover uw partij zich uiteindelijk zal moeten uitspreken is de beraadtermijn van vijf dagen in de abortuswet.
„Die willen wij handhaven. Abortus is zo’n ingrijpend iets.”
U zit natuurlijk nog maar kort in de Kamer. Toch de vraag: hebt u al dingen bereikt?
„Behoorlijk wat, vind ik. Nee, we hebben nog geen wetten veranderd of regels kunnen schrappen. Maar we hebben, doordat we nu in de Kamer zitten, wel een enorm podium gekregen. In een paar maanden tijd ging ik op Twitter van 11.000 naar 46.000 volgers. Pas werd ik gevraagd bij de finale van het Lagerhuisdebat voor jongeren, goed voor meer dan een half miljoen kijkers. Als ik daar onze standpunten kan uitleggen, dan hébben we al veel bereikt.
Nog iets. Toen ik in het restaurant van de Tweede Kamer een broodje at, zag ik dat de boter daar uit Wallonië kwam. Me niet realiserend dat daarover toen al een motie van Jaco Geurts was aangenomen, heb ik erover getwitterd. Daarna is er in het restaurant Nederlandse roomboter gekomen. Een detail? Ja, maar mij gaat het om het grotere verhaal: dat we als overheid, waar dat kan, onze eigen producenten moeten steunen. We moeten trots zijn op onze ondernemers.”