„Tot vanavond en lief zijn, hoor.” Het waren de laatste woorden die Salo Muller van zijn moeder hoorde. Hij overleefde de oorlog op negen onderduikadressen. Zijn ouders zijn in Auschwitz vermoord. Nu staat hij op de Dam, om hen te herdenken, en al die andere Joden die de dood werden ingejaagd.
De regen stopt, de donkere wolken wijken. De zon breekt door. Symbolischer kan het weer tijdens de jaarlijkse Nationale Herdenking op 4 mei niet zijn. Pal na de taptoe beieren acht klokslagen over Amsterdam. Dan is Nederland twee minuten stil.
Vorig jaar stonden koning Willem-Alexander en koningin Máxima hier met slechts enkele anderen. Nu is er een klein aantal genodigden. Overlevenden van het oorlogsgeweld staan recht overeind als namens hen een krans wordt gelegd. De verzetsvrouwen, die als jonge meisjes koerierster waren voor het verzet. De Nijmeegse die een bominslag op haar kleuterschool overleefde, terwijl haar broertje omkwam. De gevangene die uit het Japanse interneringskamp kwam, en die nu de velen herdenkt die de bevrijding niet haalden. De veteraan die terugdenkt aan de slachtoffers op Nieuw-
Guinea.
Ongehoorde verhalen
Zo sober als de bewoordingen zijn waarin het leed wordt samengevat, zo erg zijn de verhalen. „Waar woorden tekortschieten, raakt de waarheid het hardst”, zegt woordkunstenares Amara van der Elst. Zelf is ze „Indo en Nederlander in één lichaam.” En ze spreekt over de pijn van de oorlog. „Er is gevochten en gevallen voor waar ik nu sta.” Er zijn „nog honderen ongehoorde verhalen.”
André van Duin, aangeduid als Nederlandse grootste volkskomiek, spreekt in alle ernst. Over de puinhopen van Rotterdam waartussen hij opgroeide. Over de oorlog waarover in huize Kyvon –zijn echte naam– zelden werd gesproken, en als André zijn vader naar zijn dwangarbeiderstijd in Duitsland vroeg, was het: „Dat wil je niet weten, jong.”
De zoon woont al ruim dertig jaar in Amsterdam, maar is vanavond voor het eerst bij de herdenking op de Dam. Andere jaren ging hij altijd naar het homomonument op de Westermarkt. Hij noemt het als toonbeeld van vrijheid en zegt –met een handkus– blij te zijn dat hij in Nederland is geboren.
Jonge slachtoffers
De vierde mei verliep dit jaar onstuimig. Bloesem en jonge bladeren werden afgerukt. Veel slachtoffers tijdens de Tweede Wereldoorlog waren ook jong. Wat is nou 22 jaar. Het was de leeftijd van verzetsman Boy Ecury toen hij op de Waalsdorpervlakte werd gefusilleerd. Giselle Ecury herdenkt haar oom deze dag, zegt ze in de Nieuwe Kerk, voorafgaand aan de plechtigheid op de Dam.
Daan Boissevain staat stil bij het omkomen van makkers –ook allemaal jong– tijdens hun militaire missie naar Uruzgan in 2007. Staatssecretaris Blokhuis noemt de in Auschwitz vermoorde ouders van Max, een van de twee Joodse onderduikkinderen van zijn grootouders.
Jacques Grishaver herdenkt zijn opa, die de gelegenheid kreeg te ontsnappen, maar zei: „Haal mijn dochter en schoonzoon er maar uit; zij hebben nog een kleintje.” „Dat kleintje was ik”, zegt Grishaver. Hij overleefde de oorlog. Zijn ouders ook. De rest van de familie niet. „Vermoord in Sobibor.” Zoals de Dam deze avond in zijn volle leegte spreekt, zo leeg was het in tal van Joodse families.
„Een mensenleven geleden was een mensenleven niets waard”, vat Erwin A. Kamp samen. Hij is hoofdkrijgsmachtraadsman namens het Humanistisch Verbond. En dat werd in 1946 mede opgericht door Jacob Philip van Praag, die tijdens de oorlog tot de conclusie was gekomen dat verval van waarden de reden voor die oorlog was, die hij zelf als Joods onderduiker overleefde.
„Vandaag staan we stil bij verloren levens”, zegt Kamp. „Laten we ons laten leiden door de overtuiging dat alle mensenlevens van waarde zijn.”
Omstreden
De voorbereidingen voor de herdenking verliepen niet zonder rumoer. De Federatie Indische Nederlanders reageerde geërgerd op de kranslegging door iemand die „vermoedelijk” lid van het radicale Dekolonisatie Netwerk voormalig Nederlands-Indië was.
Er werd een petitie gestart om alleen slachtoffers van de nazi’s en Japanners te herdenken. „Sinds ongeveer dertig jaar heeft het Nationaal comité 4 en 5 mei daar ook andere groepen bijgesleept.” De initiatiefnemers maakten ook bezwaar tegen André van Duin als spreker: er zijn volgens hen nog honderden mensen die de oorlog zelf meemaakten en nog „uitstekend een toespraak kunnen houden.”
In de Nieuwe Kerk zou aanvankelijk schrijver Abdelkader Benali spreken, maar hij trok zich terug na ophef over uitspraken die hij eerder deed over Joden. Roxane van Iperen neemt zijn plaats in. Er zijn al 175.000 exemplaren verkocht van ’t Hooge Nest, het boek waarin ze de historie van haar huis beschrijft: de villa bij Naarden was onderduikadres voor tal van Joden. Ze spreekt nu over het herdenken en herinneren in Nederland, dat lange tijd niet evenwichtig en volledig was. „De terugkerende ophef over delen van onze geschiedenis bewijst dat een collectieve identiteit, als die al bestaat, niet kan leunen op een incompleet verhaal.”