Hoger onderwijs heropent: eindelijk even weg van studentenkamer
Eindelijk. Na ruim een jaar mogen studenten weer één dag in de week onderwijs volgen op de hogeschool of universiteit. Vier studenten –hbo, eerstejaars, bachelor en master– blikken terug én vooruit.
Elke student in het hoger onderwijs krijgt vanaf maandag weer één dag per week live onderwijs, beloofde premier Mark Rutte deze week op zijn persconferentie. Dat blijkt niet het geval: meerdere onderwijsinstellingen kondigden aan pas na de meivakantie te beginnen met fysieke lessen.
Studentenvakbond LSVb roept opleidingen daarom op om de ruimte die ze krijgen zoveel mogelijk te benutten. „Studenten snakken ernaar om fysiek les te krijgen”, zegt voorzitter Lyle Muns. „Met deze versoepeling wordt dat ook weer toegestaan, maar dan moeten opleidingen ze wel mogelijk maken.”
Naast de verruiming blijven de uitzonderingen voor tentamens, praktijkonderwijs en de begeleiding van kwetsbare studenten bestaan. Ook de 1,5 meter afstand en mondkapjes zijn niet van de baan. Nieuw is dat studenten en medewerkers zich vooraf op vrijwillige basis kunnen testen. Zo’n zelftest is geen toegangsbewijs tot de collegezaal, maar zullen hogescholen en universiteiten wel dringend aanraden. De overheid stelt de testen gratis beschikbaar via zelftestonderwijs.nl. Op deze manier hoopt het kabinet dat besmettingen sneller worden opgespoord.
Opluchting
Het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) vindt het „een grote opluchting voor studerend Nederland om terug de collegebanken in te mogen.” Voorzitter Dahran Çoban stelt vast dat maanden onlineonderwijs „hun tol hebben geëist.” Eén dag per week weer fysiek naar het hbo of de universiteit „gaat hopelijk het verschil maken voor studenten, zodat we op een positieve manier dit studiejaar kunnen afronden”, zegt Çoban.
Coronadiploma
Geen seconde heeft ze erover gedacht haar kamerhuur in Enschede op te zeggen en terug te gaan naar het ouderlijk huis in Zuilichem. Imke heeft veel aan haar tien huisgenoten. „Er zijn ’s avonds altijd wel mensen in voor een borrel of een spelletje. Dat maakt het dragelijk om thuis te zitten.”
Voor de tweede helft van de opleiding staan een minor, een stage en een project op de planning. Studenten mogen hun programma dan zelf indelen. „Iedereen gaat dan zijn eigen weg. Dus ik verwacht mijn klasgenoten niet meer te zien. En ik denk ook niet dat we ooit nog normaal onderwijs krijgen”, zegt Imke. „Waarschijnlijk heb ik bij mijn afstuderen dus maar een halfjaar fatsoenlijk les gehad.”
De student is bang voor een coronadiploma. „Ik heb zoveel praktijkonderwijs gemist.” Wel hoopt ze na een bestuursjaar volgend jaar een stageplek te vinden waar ze op locatie welkom is. „Ik probeer er het beste van te maken en vooral waarde te hechten aan de creatieve opdrachten die ik nu thuis doe. Maar er zijn best momenten dat ik erdoorheen zit en denk: ik stop ermee.”
Slechts een halfjaar heeft Imke op school les gehad. „Het maakt me depri als ik daarover nadenk. Dit is zó niet wat ik me had voorgesteld en waar ik voor gekozen heb. Tegelijk heb ik geen recht om te klagen, want ik werk niet in een ziekenhuis en ben m’n baan niet kwijt. Het enige is dat ik niet naar school mag. Zo probeer ik te relativeren. Maar eigenlijk is het verschrikkelijk.”
Vriendengroep
Een band met zijn studiegenoten heeft hij totaal niet. „Gelukkig heb ik een goede vriendengroep in Tholen. Ik verveel me nooit. Vergeleken met de middelbare school heb ik veel tijd voor voetballen, gamen en leuke dingen doen met mijn vrienden, broertjes en zusjes.”
Aan het begin van het jaar was er wel een kans om naar de campus te gaan, voor een werkgroep van wiskunde. Slechts een beperkt aantal studenten kon toen een studieplek reserveren, zegt Maurice. „Je was al snel te laat.” Zelf schreef hij zich niet in, omdat hij dan voor 1,5 uur les in totaal 3 uur zou moeten reizen naar Rotterdam.
Of zijn dagen er anders uit gaan zien nu het hoger onderwijs weer gedeeltelijk opengaat, weet de eerstejaarsstudent niet. „Voor een hele dag zou ik wel naar Rotterdam gaan. Maar voor een halve dag vind ik dat niet de moeite waard.”
Keukentafel
Voordat de coronacrisis uitbrak, studeerde Lieven Jan vaak in de universiteitsbibliotheek. Nu niet meer: áls de bieb het laatste jaar al open was, kon slechts een beperkt aantal mensen een tijdslot reserveren. „Ook al werkte je grotendeels zelfstandig aan een opdracht, als je bij elkaar zit kun je medestudenten makkelijk even wat vragen. Nu moet iemand op afstand uitleggen welke knop je moet indrukken. Dat werkt niet.”
In plaats van op de campus studeert hij nu soms samen met huisgenoten aan de keukentafel. „Dat motiveert.” Door de crisis is de band in huis hechter geworden, zegt hij. „Waar we voorheen meer ons eigen leven leidden, brengen we nu veel tijd met elkaar als huisgenoten door.” Bijna altijd eten ze met z’n vieren; ze spelen spelletjes, kijken film, sporten samen en klussen aan het huis.
Rust
De crisis heeft een rem gezet op zijn drukke leven, stelt de student. „Eigenlijk wel lekker. Corona heeft me tot rust gebracht.” Afstuderen, twee avonden in de week voetballen én een bestuursjaar bij de Reformatorische Studenten Kring (RSK) – dat was best veel. „Toch krijg ik weer zin om me op het verenigingsleven te storten. De activiteiten van RSK waren vooral online, en daardoor voelt het alsof ik een jaartje gemist heb.”
Vanaf volgende week breidt de Twentse universiteit de mogelijkheden om in projectgroepen te werken uit. Nog onduidelijk is of Lieven Jan voor een vak over virtual reality terechtkan in het lab.
Het coronatijdperk beperkt volgens Lieven Jan, afkomstig uit Middelharnis, de kansen om een netwerk op te bouwen. Excursies en bedrijfsbezoeken gingen niet door. „Of dat in de toekomst uitmaakt, weet ik niet. Vaak vind je een afstudeerplek of baan wel via-via.”
Avondklok
Dit studiejaar was André af en toe op de universiteit te vinden. Voor tentamens, projectoverleggen of praktijkopdrachten. De practicums leverden gezellige momenten op. „De goede, oude sfeer was terug; we hadden gein met elkaar.” Soms boekte hij ook een studieruimte op de uni om een dagje te werken.
De derdejaarsstudent, die op kamers woont in Hengelo, mist contacten met studiegenoten en docenten. „Uit ervaring weet ik dat je veel leuker en sneller door een opdracht heen gaat als je er samen aan werkt.”
André omschrijft zichzelf als een extravert persoon die „anderen nodig heeft om het leuk te hebben. Daarom is het voor mij belangrijk om mensen te blijven opzoeken en uitnodigen. Die contacten hebben me door deze periode heen getrokken.” Door de avondklok is afspreken wel erg lastig geworden.
Toch heeft hij vooral medelijden met eerstejaars, die nog geen contacten konden opbouwen bij hun studie of studentenvereniging voordat ze in Twente kwamen wonen. „Ik heb echt met ze te doen.”
Aan de heropening van het hoger onderwijs verwacht André zelf weinig te hebben, omdat hij in de afronding van zijn bachelor zit.