In genderdebat VS gaan ook klassieke nuances teloor
Christenen die genuanceerd spreken over homofilie of over transgenders lopen het risico meegesleurd te worden met de libertijnse tsunami die over de westerse wereld spoelt. Conservatieve evangelicals in de Verenigde Staten verlangen daarom heldere taal, zonder al te veel nuance.
Het in christelijk Nederland vaak gemaakte onderscheid tussen het hebben van homoseksuele gevoelens en het gedrag als homoseksueel kennen Amerikaanse evangelicals wel degelijk. Net zo goed als zij het onderscheid kennen tussen mensen die ongelukkig zijn met hun biologisch geslacht en ideologen die geslachtsverandering propageren.
Echter, vergeleken met tien, vijftien jaar terug, wordt dit onderscheid in discussies minder vaak gemaakt, is de observatie van prof. dr. Nelson D. Kloosterman, emeritus hoogleraar ethiek aan het Mid-America Reformed Seminary in Dyer (Indiana). „Conservatieve evangelicals zijn bang voor de consequenties van deze nuancering.”
Prof. Douma
Zelf raakte de geboren Amerikaan voor het eerst bekend met de onderscheiding tussen homofiele gevoelens en homoseksueel gedrag tijdens zijn promotieonderzoek –in de jaren negentig van de vorige eeuw– bij de Kamper hoogleraar J. Douma. „Het opende mij de ogen dat het ieder mens, en zeker een christen, is geboden de homofiele mens altijd te accepteren als medeschepsel van God. Maar tegelijk moet je het gedrag van iemand afkeuren – zeker als dat tegen het gebod van God ingaat. ”
Volgens Kloosterman wordt het onderscheid tussen gevoelens en gedrag ook nog steeds gebruikt door vooraanstaande Amerikaanse evangelicals in het debat binnen kerken en in de confrontatie met niet-christenen. Als voorbeeld noemt hij de lezingen die de Amerikaanse apologeet William Lane Craig geeft aan universiteiten en de publicaties van de voormalige lesbienne Rosaria Butterfield, van wie het boek ”Een onwaarschijnlijke bekering” ook in Nederland bekend is.
Paard van Troje
„Opvallend is dat deze benadering voor niet-christenen vaak een eye-opener is, terwijl conservatieve christenen inmiddels aarzelen om het verschil tussen gevoelens en gedrag al te zeer te benadrukken”, zegt prof. Leslie D. Sillars, hoogleraar christelijke journalistiek aan Patrick Henry College in Purcellville (Virginia). „Zij zijn bang dat zij met het hanteren van dit onderscheid het paard van Troje binnenhalen zodat op den duur elk bezwaar tegen homoseksueel gedrag of transgenderisme is ontkracht. Als de kerk de legitimiteit van de homoseksuele oriëntatie erkent, zal er volgens veel conservatieve evangelicals uiteindelijk geen belemmering meer zijn om homoseksueel gedrag te accepteren.” Hetzelfde geldt volgens Sillars voor het onderscheid tussen transgendergevoelens en transgendergedrag.
Kloosterman deelt die analyse. Het probleem daarbij is volgens hem dat veel conservatieve evangelicals ten onrechte vermoeden dat het onderscheid tussen gevoelens en gedrag is bedacht door de seculiere wetenschap om het standpunt van christenen over homoseksualiteit en transgenderisme onderuit te halen. „Helaas zijn conservatieve christenen doorgaans niet bereid om wetenschappelijke inzichten van seculiere wetenschappers serieus te onderzoeken. Dus als iemand beweert dat dit onderscheid tussen gevoel en gedrag door onchristelijke ethici is bedacht, wat onjuist is, dan is het al verdacht.”Volgens Kloosterman vinden veel conservatieve evangelicals het onderscheid ook verwarrend. „Het past niet in het zwart-witschema dat hun houvast biedt.”
Polarisatie
Sillars zegt dat „niet alleen conservatieve evangelicals, maar ook hun libertijnse tegenpolen steeds hardere standpunten innemen. De polarisatie vertroebelt het debat.
Elke nuance verdwijnt. Conservatieve christenen gaan steeds harder roepen dat ze tegen homoseksualiteit zijn. Daardoor bevestigen ze het beeld van seculiere mensen dat ze zich keihard opstellen jegens hun medemens die homofiele gevoelens heeft. Libertijnse verdedigers van homoseksuelen en van transgenders onderstrepen keer op keer dat orthodoxe christenen homo’s en transgenders discrimineren. Dat orthodoxe christenen deze mensen niet afwijzen, maar juist naast hen willen gaan staan, zien seculieren welbewust en gretig over het hoofd. Inderdaad door deze polarisatie verhardt het debat.”
Daarbij is naar het oordeel van Sillars een factor dat de aanvallen op de standpunten van orthodoxe christenen vooral komen van „onpersoonlijke machten.” „In gesprekken met collega’s ontmoeten behoudende evangelicals vaak nog wel begrip. Maar de overheid, de media, de academische wereld spannen de boog om hun gifpijlen te richten op mensen die vasthouden aan de Bijbelse opvattingen. Zij dwingen bijvoorbeeld om docenten in het openbaar onderwijs de persoonlijke voornaamwoorden te gebruiken die de voorkeur hebben van een transgender. Doen professoren of studenten dat niet, dan volgen maatregelen. Christenen voelen zich daardoor kwetsbaar en machteloos. Wie neemt het op tegen de staat, tegen de media?”
Helemaal zorgwekkend vindt Sillars het dat orthodoxe christenen in het publieke debat min of meer het zwijgen wordt opgelegd. „Zowel in de media als in de academische wereld worden mensen die Bijbelse standpunten innemen min of meer genegeerd. Was het vijftien jaar geleden nog zo dat een orthodox christelijk ethicus werd uitgenodigd om aan een seculiere universiteit deel te nemen aan een debat over homoseksualiteit, vandaag de dag komt dat nauwelijks meer voor. Het idee is: Dat station zijn we gepasseerd. Het gevolg is dat conservatieve christenen nog harder gaan roepen. En noodkreten zijn meestal oneliners waarin elke nuance ontbreekt.”
Verschuivingen
Zowel Kloosterman als Sillars haast zich te zeggen dat de aanvallen vanuit de seculiere wereld niet het enige zijn waardoor conservatieve evangelicals zich bedreigd voelen. „Minstens zo zorgwekkend vinden ze de verschuivingen binnen de evangelicale wereld zelf”, aldus Kloosterman. „Ethische opvattingen van christenen over huwelijk, gezin, homoseksualiteit en transgenders zijn in de evangelicale wereld aan erosie onderhevig. Dat vooral maakt conservatieve evangelicals bang. Dat zorgt ook voor verscherping van de toon in het debat en daarmee voor het vervagen van de nuance.”
Sillars ziet een groeiende groep evangelicals de homoseksuele levenswijze accepteren en de legitimiteit van geslachtsverandering goedkeuren. „Onder studenten merk ik dat deze dingen geen thema meer zijn. Zij maken zich druk over andere zaken, zoals bijvoorbeeld het klimaat of de kloof tussen arm en rijk. Hou me ten goede: dat zijn ook belangrijke onderwerpen. Maar die mogen de aandacht voor de Bijbelse opvattingen over huwelijk of over seksuele verlangens niet verdringen.”Kloosterman ziet dat ook. „Maar het zijn niet alleen jongeren die anders gaan denken. Er is ook een groeiende groep oudere evangelicals die de moderne opvattingen over homoseksualiteit of over transgenderisme omarmen. Zij noemen zich evangelical, maar in feite hebben ze heel libertijnse opvattingen die dwars tegen de Bijbelse boodschap ingaan. Zij vormen het echte paard van Troje. Het Amerikaanse christendom wordt van binnenuit verslonden door hen die de naam evangelical of orthodox wel dragen, maar niet verdienen.”
Sillars verklaart de verschuivingen voor een deel uit de heersende opvatting onder evangelicals dat het geloof hun vooral een goed gevoel moet geven. „In de moderne samenleving en ook onder christenen zijn opvattingen, principes en leerstellingen ondergeschikt geraakt aan het gevoel. Het gaat er veel mensen niet primair om of een voorganger de Bijbelse waarheid verkondigt, maar of zijn preken de hoorders een goed gevoel geven. In die sfeer geldt ook: Ik wil met een goed gevoel met mijn medemens omgaan. Als het gevoel je kompas is, accepteer je gemakkelijker dingen die niet stroken met de regels. Dus als je je prettig voelt bij een praktiserend homoseksueel, neem je gemakkelijker zijn levensstijl op de koop toe. Dat gebeurt onder veel evangelicals.” De consequentie daarvan is volgens Sillars dat men gaat zoeken naar een legitimering van die acceptatie van het gedrag van een homoseksueel of een transgender.
„Daarnaast lijken evangelicals het moe te worden om voortdurend tegen de maatschappelijke stroom in te moeten roeien”, zegt hij. „Samen met de gevoelscultuur komen steeds meer evangelicals daardoor tot de stelling dat de identiteit van een homoseksueel of transgender geen schending is van Gods schepping, maar gewoon een persoonlijkheidsstructuur zoals God die deze mensen heeft gegeven.”
Doordat het felle debat in de samenleving en de erosie van ethische opvattingen onder evangelicals het onderscheid tussen gevoelens en levenspraktijk naar de achtergrond verdrijft, constateert Kloosterman dat de pastorale benadering van mensen met homofiele gevoelens of transgenderverlangens onder druk komt te staan.
„Daarmee staan medebroeders en -zusters die worstelen met hun geaardheid in de kou. Dat is verlies. Uiteindelijk zijn deze mensen de dupe van het felle debat.”