Taal is altijd in ontwikkeling. Maar zeggen we over tien jaar in het openbaar echt niet meer ”moeder” maar ”ouder”? En ”halve verwant” in plaats van ”zwager”?
Begin dit jaar haalde het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden de stofkam door het woordenboek. In eerste instantie speelt vooral de term ”chairman”, voorzitter, dat ook op een vrouw kan slaan. Dat voelt voorzitter Nancy Pelosi persoonlijk. Maar er speelt meer. Het taalgebruik in het Huis van Afgevaardigden moet genderneutraal worden. In de huisregels die in januari zijn aanvaard, zijn alle woorden verdwenen die met de mannelijke of vrouwelijke identiteit hebben te maken.
De parlementsleden in Washington mogen deze woorden nog wel in de mond nemen, maar ze niet gebruiken in officiële schriftelijke communicatie. Vader, moeder, zoon, dochter, broer, zus, oom, tante, neef, nicht, echtgenoot, echtgenote, schoonvader, schoonmoeder, schoonzoon, schoondochter, zwager, schoonzus, kleinzoon, kleindochter – dat kan allemaal niet meer. Goed is: ouder, kind, nakomeling, ouders kind, volle verwant, kindskind, kind van familie, huwelijkspartner, schoonouder, schoonkind, halve verwant of kleinkind. En zeeman wordt zeevaarder.
Verschillende officiële instanties in Westerse landen doen hun best om genderinclusieve of genderneutrale taal te gebruiken; ze vermijden elke verwijzing naar de mannelijke of vrouwelijke identiteit. In de Verenigde Staten en Canada gaat het in de gezondheidszorg over „zwangere mensen” en „mensen die borstvoeding geven”. Een ziekenhuis in het Britse Brighton stelt voor te spreken over „mensen die zijn bevallen” en „mensenmelk” in plaats van moedermelk. Het partijbureau van de Britse Labourpartij verzon een alternatief om meneer/mevrouw te vermijden. In de communicatie gebruikt het sinds enige tijd ”Mx” in plaats van Mr of Mrs.
Misgenderen
De aanpassingen in het taalgebruik gebeuren met het oog op de waaier aan genders die het traditionele man-vrouw vandaag moeten vervangen; volgens Facebook laat die minstens zeventig varianten zien. Spreken over ”moeder” zou kwetsend kunnen zijn voor transmannen (die zijn geboren als vrouw, maar zich man voelen) of mensen die zich man noch vrouw voelen.
Nederland verandert langzaam mee. Zo valt op Nu.nl te lezen over „leerlingen die menstrueren.” De NS vervoert sinds een aantal jaren geen „dames en heren” meer, maar „beste reizigers.” Werkten eerst Amsterdam en Tilburg genderneutrale ideeën uit, vandaag schrijft ook Vijfheerenlanden (Leerdam, Vianen en Zederik) zijn inwoners aan met „Beste mensen”, om het „Geachte heer/mevrouw” te vermijden.
Bij het aanspreken van groepen is er dus een beweging naar inclusieve, genderneutrale taal. Mannelijk en vrouwelijk verdwijnen uit het woordgebruik; iedereen moet zich aangesproken voelen: man, vrouw, transman, transvrouw en wie zich in geen van beide geslachten herkent(non-binair of genderfluïde). Gaat het om individuen dan is een tegengestelde beweging zichtbaar. Het woordgebruik moet dan juist niet neutraal zijn, maar toegesneden op de wensen van de persoon.
”Misgenderen” –iemand met het verkeerde voornaamwoord aanspreken– geldt vandaag zelfs als een vorm van geweld. Vandaar dat mensen op sociale media al vaak aangeven met welk voornaamwoord ze graag worden aangesproken. Vorige week presenteerde de Amerikaanse president Joe Biden zichzelf met ”he/him”, om zijn genderidentiteit duidelijk maken.
Van tijd tot tijd komen ook voorstellen voorbij om een derde persoonlijk voornaamwoord te bedenken voor wie die zich geen hij of zij voelt. In het Engels zou ”they” daarvoor goede kans maken: „They is going to swim.” Het was voor het toonaangevende Amerikaanse woordenboek Merriam-Webster in 2019 het Woord van het Jaar.
Dagblad Trouw legde afgelopen oktober aan zijn lezers de vraag voor welke nieuwe Nederlandse woorden zij voor ‘de tussenmens’ weten. Vanuit transgenderkringen is al voorgesteld ”hen”: „Hen gaat morgen op vakantie.” Of ”die.” Als alternatieven zijn ”zhij” of ”shij” naar voren gebracht.
Moesten mensen zich eeuwenlang aanpassen aan hun omgeving, vandaag is het omgekeerde zichtbaar: de omgeving moet zich aanpassen aan het individu en zijn gevoelens. „Ja, we leven we in een tijd die bezeten is van identiteit, en we zullen het weten”, schreef Sjoerd de Jong, zogeheten ombudsman van NRC Handelsblad, onlangs. „Het hoekige individu is allang verlaten voor een pluriformer, vloeibaarder zelfbeeld, met navenante weerzin om in een hokje te worden geplaatst. Immers: wie ben jij om mij te definiëren?”
Verandering
Het maakt het woordgebruik niet eenvoudiger. De vraag is intussen of Nederlanders inderdaad over tien jaar een derde persoonlijk voornaamwoord zullen gebruiken. En zijn de twee geslachtelijke identiteiten dan uit de taal verdwenen? Heeft taal toekomst als ze niet spontaan ontstaat?
Volgens taalkundige prof. dr. Marc van Oostendorp is een bewuste aanpassing van taal „betrekkelijk kansloos.” De onderzoeker aan het Meertensinstituut, dat zich bezighoudt met de bestudering en documentatie van Nederlandse taal en cultuur, meent dat het „heel moeilijk” is om in te grijpen in het vocabulaire. „Zelfs als iedereen het erover eens is, is taal nauwelijks te veranderen. Een belangrijke reden hiervoor is dat taal voor een groot percentage spontaan is. Het meeste taalgebruik is geautomatiseerd; we denken nauwelijks na over hoe je iets zegt. Als je er al over nadenkt, gebeurt dat vooral achteraf.”
Het is een complex proces om gedachten uit te spreken, zegt Van Oostendorp. „Wat je wilt zeggen, is al moeilijk. In mijn hoofd heb ik een gedachte, die ik wil verwoorden. Ik vind een zinsbouw en stuur tegelijk mijn articulatie aan om de zin te vormen. Al pratend probeer ik dat proces te monitoren. ”
Als overheden of instellingen een belangrijke verandering in taal willen, dan kan dat volgens Van Oostendorp alleen als het gros van de mensen het daarmee eens is. „Volgens een bepaalde theorie in de taalkunde gaan mensen anders denken als de taal verandert. Maar meestal is het andersom: als mensen anders gaan denken, dan passen ze hun taal aan. Er is overtuiging nodig. En dan nog is het dus een verschrikkelijk moeizaam proces. Ik ken geen succesvolle voorbeelden van het van buitenaf ingrijpen in de taal.”
Een derde persoonlijk voornaamwoord ”hen” of ”die” ligt volgende Oostendorp ingewikkeld, omdat deze woorden weinig specifieke betekenis hebben en daarom zeer resistent tegen verandering zijn. „We gebruiken ze diep automatisch. Als ze veranderen, zie je dat alleen bij woorden met een niet-biologisch geslacht, zoals „de taal en zijn sprekers.” Bij „de koe en zijn uiers” vinden we dat al onlogisch.”