Onderzoeksraad uit forse kritiek op aanpak stalbranden
Het aantal branden in veestallen moet omlaag. Dat schrijft de Onderzoeksraad voor Veiligheid in een woensdag uitgebracht rapport. Dieren zijn voor hun veiligheid afhankelijk van mensen. Veehouders én overheid gaan daar tot nu toe te vrijblijvend mee om.
Gemiddeld breekt elk jaar in 37 stallen brand uit, waarvan 17 keer met dodelijke afloop. Tussen 2012 en 2020 stikten in totaal 1,3 miljoen kippen, varkens en koeien in de rook of verbrandden levend. Twee actieplannen hebben het tij niet kunnen keren: er komen juist steeds meer dieren om, mede doordat stallen groter worden, meldt het rapport.
Overigens past bij die door de raad gesignaleerde trend wel een kanttekening. De aantallen dodelijke stalbranden en daarbij omgekomen dieren wisselen van jaar tot jaar sterk. Eén brand in een grote leghennenhouderij zorgt meteen voor een uitschieter, blijkt uit een bijlage.
Dat neemt niet weg dat iedereen een stalbrand vreselijk vindt: de boer, de brandweerman en ook de burger die er op een afstand met afgrijzen naar kijkt. „Stalbranden roepen vaak emotionele reacties op in de samenleving”, verwoordt het rapport.
De raad concludeert na ruim anderhalf jaar onderzoek dat er geen zicht is op verbetering. Veehouderij en overheid erkennen de noodzaak om stalbranden te voorkomen, maar de huidige aanpak is te vrijblijvend. Daar komt bij dat beide partijen vooral vanuit een bedrijfseconomisch perspectief naar het probleem kijken. Stalbranden worden gezien als bedrijfsrisico’s waartegen je je kunt verzekeren. En veehouders moeten investeringen in brandveiligheid kunnen terugverdienen. „Het wordt als een acceptabel risico beschouwd dat bij een stalbrand tot 130.000 stuks pluimvee of 7000 varkens omkomen.”
De raad vindt het niet terecht dat „de intrinsieke waarde” van dieren zo op het tweede plan komt. Hij wijst erop dat dieren volgens de wet wezens met gevoel zijn, die gevrijwaard moeten blijven van pijn, verwonding en angst. Iemand die dieren houdt, is volgens de raad verantwoordelijk voor de veiligheid van die dieren.
Het rapport vraagt ook aandacht voor de schaalvergroting en de komst van nieuwe technieken op boerderijen. In de regelgeving op het gebied van veiligheid zou de veehouderij meer als een industrie moeten worden beschouwd. Nieuwe technologie brengt soms extra brandgevaar met zich mee. Op boerderijen verschijnen steeds meer elektrische apparaten en robots, die het risico op bijvoorbeeld kortsluiting kunnen vergroten. Luchtwassers, die ammoniak uit stallucht filteren, zijn daar een voorbeeld van. En zonnepanelen.
Brancheorganistie LTO Nederland stelt in dit verband dat boeren klem zitten tussen conflicterende belangen. LTO-specialist Jeannette van de Ven: „Er komen veel uitdagingen op het bordje van de boer terecht: dierenwelzijn, milieu, volksgezondheid en klimaat. Dat maakt het complex. Soms zit je als boer in een spagaat.”
Zij erkent dat boeren verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van hun dieren. „Maar brand is niet altijd te voorkomen.” Voor nieuwe stallen gelden al strengere bouwvoorschriften, maar er zijn nog heel veel oude stallen die minder brandveilig zijn. „Het kan niet allemaal meteen geregeld zijn. Een stal bouw je voor 20-25 jaar.”
De raad noemt stalbranden een maatschappelijk probleem dat de veehouderij niet alleen kan oplossen. De minister van Landbouw dient de regie te nemen en te sturen op „continue verbetering van stalbrandveiligheid.” Het aantal stalbranden moet „substantieel en structureel” omlaag.
In het lijstje aanbevelingen staan onder meer verplichte compartimentering van de technische ruimte in bestaande stallen, een jaarlijkse inspectie van stallen op brandveiligheid en een maximumnorm voor het aantal dieren per brandcompartiment in nieuwe stallen.