Willem Le Poole (24) studeerde luchtvaarttechnologie, maar werd meubelmaker
Willem Le Poole (24) studeerde een paar jaar geleden nog hbo luchtvaarttechnologie. Maar dat beviel niet, dus besloot hij als meubelmaker voor zichzelf te beginnen. Een keuze die bij menigeen vragen opriep. „Maar het is niet mijn probleem dat anderen het niet begrijpen. Tegenwoordig is de vraag wat mensen van je vinden en verwachten veel te belangrijk.”
Een plank is niet zomaar een stuk hout voor de meubelmaker uit Opheusden. Hij ziet er leven in. Kleur, tekeningen, noesten, de leeftijd van de boom. En dan gaat zijn fantasie met hem aan de haal en schetst hij in zijn hoofd een meubelstuk. Het donkergekleurde deel boven in het hout wordt de bovenkant van een kast. In die grote noest zit met een beetje schaven misschien wel de decoratie van een paneeldeur.
In zijn eigen werkplaats –een gebouwtje achter het ouderlijk huis– komen de creaties van Willem tot leven. Hij brengt er uren door met puzzelen, zagen, schaven en beitsen. Bijna alles met de hand. Op de houten werkbank staat zijn nieuwste project: een veilingkistje op poten. De resten houtschaafsel liggen er nog naast. Aan de muur hangen tekeningen, knipsels uit tijdschriften en een schilderij met een zelfgemaakte houten lijst. In de hoek staat een elektrisch kacheltje te snorren. „Ga jij maar daar zitten”, gebaart Willem naar de boomstronk die naast de zaagmachine staat. Zelf zit hij de volledige drie uur van het gesprek op een wiebelend houten kistje. Met de voeten in klompen en een kop koud wordende koffie in de hand.
Hij praat rustig, geordend, enthousiast. Over zijn liefde voor hout en vakmanschap. Maar ook over onverwachte keuzes maken en het omgaan met verwachtingen van je omgeving. En dat het leven niet altijd draait om groeien en ontwikkelen, maar dat het ook goed is om iets te doen wat bij je past en daar aan het einde van de dag simpelweg met voldoening op terug te kijken.
Je bent pas 24. Toch heb je al een paar jaar een eigen meubelatelier. Was dat altijd al je droom?
„Op school ging het leren me goed af. Ik werd erg gestimuleerd om van de havo naar het vwo te gaan, want dan zou ik mijn talenten beter gebruiken. Maar dat wilde ik niet; ik heb altijd het liefst met mijn handen gewerkt. Mijn lievelingsvakken waren techniek, handvaardigheid en tekenen. Helaas is er in de bovenbouw weinig ruimte voor vakken als techniek. Omdat ik hoge cijfers haalde voor natuurkunde en wiskunde, besloot ik maar de technische kant op te gaan. Dat hoorde zo, dacht ik toen nog.
De hbo-opleiding luchtvaarttechnologie viel enorm tegen. Ik hoopte dat ik nog een beetje met mijn handen kon werken, maar alles draaide om computers en ontwerpen met programma’s. Na twee jaar liep ik vast. In de laatste weken van de zomervakantie zag ik er zo tegenop om weer naar school te moeten dat ik besloot te stoppen. Ik had al een bijbaan en mocht daar tijdelijk vast gaan werken. Daarnaast volgde ik een cursus meubelmaken en begon ik met dingen in elkaar te zetten. Ik heb nooit een seconde spijt gehad van die keuze.”
Hoe reageerde je omgeving?
„Er was weinig begrip. Ik hoorde veel: wat jammer dat je stopt, je was al zo ver, je gooit iets weg. Maar ik had zo’n moeite met het feit dat ik te veel een bepaalde kant op werd geduwd, puur omdat ik het aardig deed op school. Wie zegt dat ik daar per se iets mee moet doen? Je kunt ook op een andere manier je talenten gebruiken.
Ik vind het vreemd dat de ene baan meer aanzien heeft dan de andere. Dan hoor je een verhaal over iemand die bouwvakker is geworden en dan wordt erbij gezegd: Ja, maar hij kon wel goed leren. Alsof je zo’n keuze moet verantwoorden. In het begin had ik ook steeds de neiging mijn keuze uit te leggen aan mensen. Nu doe ik dat minder. Tegenwoordig is de vraag wat mensen van je vinden veel te belangrijk. En daar word je snel door beïnvloed, als je niet oppast. Het is niet aan mij dat anderen het niet begrijpen.”
Hoe heb je jezelf het vak aangeleerd?
„Met name door het gewoon te doen en mee te kijken met andere meubelmakers. Natuurlijk heb ik cursussen gevolgd, maar het nadeel van zo’n cursus vind ik dat je technieken op een bepaalde manier aanleert. Je begint met handgereedschap en dan ga je machinaal werken, omdat het zo hoort. Maar ik zoek dingen graag zelf uit. Langzaam maar zeker kwam ik verder. Ik heb twee keer op de Terdege Zomerfair gestaan, dat heeft geholpen voor de naamsbekendheid. Via via kwamen de opdrachten binnen. Mijn eerste echte opdracht was een kapstokkast. Een groot ding, met ruimte om jassen op te hangen en onderin plek voor schoenen. Ik heb er kant-en-klaar geschaafd hout voor gekocht, maar de rest met de hand gedaan. Dat kostte veel tijd, maar ik was er wel trots op uiteindelijk.”
Je doet veel met de hand. Is dat een bewuste keuze?
„Ja, omdat ik graag ambachtelijk werk. Maar ik denk niet dat je het zover moet trekken dat je alleen met handgereedschap mag werken als je ambachtelijk bezig bent. Machines zijn niet voor niets ontwikkeld. Als je veel moet zagen, is een lintzaag praktischer dan urenlang met de hand alles doen. Bovendien houd ik dan meer tijd over voor de mooie details.
Voor mij is de vraag of het al dan niet goed is om als ambachtelijk vakman een machine te gebruiken, niet zo relevant. Het gaat me om het gevoel dat ik krijg als ik met de hand iets maak. Ik ervaar meer wat ik doe.
Ik heb een lintzaagmachine. Die vind ik vriendelijker dan een zaagtafel, want dat gaat veel te hard. Toch pak ik ook regelmatig de handzaag erbij. Om het hout te voelen. Ik vind het belangrijk dat ik ook met de hand goed kan werken. Daar leer je meer van: hoe een nerf loopt, wat de beitel gaat doen als je hem in het hout steekt, hoe je haaks moet zagen. Natuurlijk kan ik de machine zo instellen om precies vijf centimeter af te zagen, maar ik krijg er een kick van om dat zelf ook goed te kunnen. Op het moment dat je niet aan de werkbank staat te schaven, maar een machine altijd al het werk laat doen, dan verlies je de vaardigheid en de verbinding met je materiaal.
Het geeft een innerlijke verrijking als je weet dat je het ook zelf kunt. Als de stroom uitvalt en de accu van de machine leeg is, kan ik me nog steeds redden. Natuurlijk kost het meer tijd als je dingen met de hand doet. Je uurloon klopt vaak niet en het is niet de meest efficiënte manier van werken, maar aan het eind van de dag kijk ik wel met voldoening op mijn werk terug. En dáár gaat het me om.”
Het gesprek wordt regelmatig onderbroken omdat Willem iets wil laten zien. Dan komt er een oud stuk gereedschap tevoorschijn, een fles lijnolie waarmee hij het hout afwerkt –„Hiermee krijg je zo’n mooie kleur”– of een boodschappentas waar houtsnijwerken in zitten. „Dit is een schaal in de vorm van een fazant.” Hij pakt het kunstig gesneden voorwerp uit de tas en laat het hout langzaam door zijn vingers glijden. „Kijk, de stukjes van het gutsen zie je allemaal nog zitten. Dat vind ik mooi. Sommige mensen vinden dit totaal niet interessant, maar ik kijk altijd: In welke richting heb ik gestoken? Hoe heb ik mijn guts vastgehad? Dat zie je allemaal in deze schaal terug.”
Hoe ontwerp je een nieuw meubelstuk? Ik krijg de indruk dat je niet erg houdt van vooropgezette plannen en tekeningen.
Lachend: „Dat klopt. Ik maak zelden een tekening en ben er ook echt slecht in om een idee om te zetten naar een tekening. Ik zie vaak vanzelf wat het wordt, het gaat juist om het proces. Stukje voor stukje puzzel ik iets in elkaar. Als het echt heel moeilijk is, wanneer ik bijvoorbeeld een ingewikkelde Japanse verbinding wil maken, dan schets ik het wel even op een blaadje. Anders komt het niet goed.
Het is vooral veel proberen. Ik maak schilderijlijsten en die geef ik soms een kleur met waterbeits. Dan vind ik het belangrijk om precies de juiste tint te vinden. Laatst heb ik het zes keer opnieuw geprobeerd voor het resultaat me beviel. Ik kan wel genieten van zo’n uitdaging.”
Al je meubels zijn van hout. Wat heb jij met dit materiaal?
„Het mooie aan hout is dat het onvoorspelbaar kan zijn. Soms ga je schaven en komt er onder een noest ineens een hele mooie tekening tevoorschijn. Of een barst, die moet ik dan weer laten weglopen. Het blijft improviseren.
Mijn favoriete hout is iepenhout. Het is vriendelijk hout en het heeft een prachtige kleur. Bovendien is het wat zachter dan eikenhout en heeft het vaker een mooiere tekening. Ik ben niet zo’n fan van noesten in het hout. Je meubelstuk wordt er erg onrustig van. Als ik nieuw hout koop of uitzoek, ben ik kritisch op de kwaliteit. Het meeste moet glad en recht zijn. Noesten zijn eigenlijk defecten van het hout, al is het niet netjes om dat zo te zeggen. Een noest is de plek waar een zijtak heeft gezeten. In het bos zie ik vaak naaldbomen met van die wilde, dode takken eraan. Dan denk ik stiekem: oei, dat is niet goed voor de kwaliteit van het hout.
Maar ik dwaal af, je vroeg wat ik met het materiaal had. Pas zei iemand tegen me: Je bent te gevoelig voor metaal. En dat is de spijker op zijn kop. Hout is iets natuurlijks, iets warms, je kunt het ruiken, zagen en schaven. Het sluit aan bij wie ik ben. Ik heb wel geprobeerd om iets met metaal te doen, maar dat lukte niet. Ik vond het te hard.”
Je liefde voor hout is zo groot dat je zelfs op klompen loopt.
„Vroeger liepen we thuis allemaal op klompen, er stond een heel rijtje onder de kapstok. Ik ben er op een gegeven moment mee gestopt, want als puber ben je er gevoelig voor wanneer mensen iets belachelijk maken. Nu draag ik ze weer. Klompen passen bij me; ze lopen lekker en het voelt vrij om ze te dragen. Ik heb meerdere exemplaren. Eén paar heb ik zelf beschilderd en er schoenzolen onder gemaakt. Zo kun je er binnen mee lopen zonder dat het al te erg klost. Want iedereen hoort je anders aankomen.”
Het mooie aan dit vak is dat je elke dag voldaan afsluit, zo zeg je. Maar er moet ook geld worden verdiend. Kun je van het werk leven?
„Nee, nog niet. Dat is het probleem, als je het al zo wilt noemen, van bepaalde vakmensen in allerlei sectoren. Ze werken vooral omdat ze het leuk vinden, maar economisch kun je daar niet zo veel mee, zeker niet als je ook een gezin moet onderhouden. Wat je veel ziet is dat mensen er iets naast gaan doen. Ik doe dat ook: ik werk in de zorg als woonbegeleider. Niet alleen voor het geld trouwens. Ik heb er anderhalf jaar geleden bewust voor gekozen. Als meubelmaker zit je de hele dag alleen in de werkplaats. Ik miste het contact met andere mensen. Dat stukje van mezelf kan ik kwijt in mijn baan in de zorg. Al blijft het een zoektocht om het goede evenwicht te vinden. Sinds het begin van de coronacrisis heb ik zo veel gewerkt dat het meubelmaken even op een laag pitje kwam te staan. Nu ben ik weer druk bezig.”
Merk je dat de aandacht voor het ambacht weer terugkomt, dat mensen graag iets kopen wat met de hand is gemaakt?
„Dat durf ik niet goed te zeggen. Misschien wel. Ik zie dat er mensen zijn die sparen voor iets moois en dat dan als pronkstuk in hun interieur zetten. Er zijn maar weinig mensen die hun hele inboedel door een meubelmaker laten maken. Vaak gaat het juist om één speciaal stuk. Een bed bijvoorbeeld, of een servieskast.”
Zie jij het als je taak om het ambacht van meubelmaken te bewaren?
„Mag ik die vraag met een wedervraag beantwoorden? Eigenlijk draait het om het punt: wat betekent het woord ambacht, en is dat iets wat je moet bewaren? Vaak associëren mensen het woord met het verleden, met verhalen van vroeger. Neem het Openluchtmuseum in Arnhem – trouwens een van mijn favoriete musea, ooit wil ik er nog werken. Allerlei vakmensen vertellen daar vol liefde over de ambachten van vroeger. Prachtig, maar het gevaar is tegelijk dat je het werk bevriest door het in een museum te stoppen.
Natuurlijk was handwerk vroeger noodzakelijk omdat er geen machines waren. Nu zijn die er wel. Maar de vaardigheden zijn nog steeds relevant. Het ambacht heeft bestaansrecht omdat wat we nu doen voortkomt uit eeuwen ontwikkeling aan vakmanschap. Als je het zo bekijkt, is een ambacht niet iets statisch uit het verleden, maar juist iets levends. Je hoeft de technieken van vroeger niet overboord te gooien, je kunt ze gebruiken en er weer wat nieuws aan toevoegen.”
Denk je dat er te weinig waardering is voor mensen die met hun handen werken?
„Ik denk soms dat er een blinde vlek in ons schoolsysteem zit. In de hele maatschappij misschien wel. Alles draait om leren, omhoogkomen, je intelligentie op één bepaalde manier gebruiken. Terwijl juist de vakmensen zo hard nodig zijn. Geloof me: als de loodgieters er morgen ineens mee stoppen, loopt alles in de soep.
Daar komt nog bij dat het heerlijk ontspannend is om iets zelf te maken en met je handen te werken. Het maakt je hoofd leeg. Ik hoor soms verhalen van mensen die jarenlang in de financiële wereld hebben gewerkt en op hun vijftigste denken: ik ga het anders doen, ik ga lekker met mijn handen aan de slag. Ik vind het mooi om te zien dat ze daar alsnog achter komen.”
Misschien ga jij op je vijftigste wel het tegenovergestelde doen, de financiële wereld in.
Lachend: „Dat ik dan zou denken: ik heb die bureaustoel toch wel gemist. Nee, ik kan het me niet voorstellen.”